zondag 20 januari 2013

Wetgever vermoedelijk niet dom, maar slecht



Huidige Nederlandse wetgever vermoedelijk niet dom, maar slecht

(oorspronkelijk verschenen in Katholiek Nieuwsblad, 17-10-09)



De Centrale Raad van Beroep, de hoger beroepsinstantie voor zaken op het gebied van het sociale bestuursrecht, heeft op 5 oktober uitspraak gedaan in het beroep van de bekende Arnhemse ‘schoffelweigeraar’ Bennie Beck. Deze wilde een principe uitspraak uitlokken over de vraag of gedwongen werken in ruil voor een uitkering (in plaats van loon) geen dwangarbeid is. Met andere woorden of de in de nieuwe bijstandswet (WWB, Wet werk en bijstand) neergelegde verplichting om met behoud van uitkering ‘gebruik te maken van een door het college van burgemeester en wethouders aangewezen voorziening gericht op arbeidsinschakeling’ niet in strijd is met het in tal van internationale verdragen vastgelegde verbod op ‘dwangarbeid of verplichte arbeid’ (‘forced or compulsory labour’).
                          
Omdat de Arnhemmer reeds in eerdere instantie (gedeeltelijk) in het gelijk was gesteld en zijn uitkering was hervat, oordeelde de rechter nu in hoger beroep dat deze thans geen ‘procesbelang’ meer had, dus niet ontvankelijk was, en weigerde hij een inhoudelijke uitspraak te doen.

Daarmee is de strijd van deze Arnhemmer tegen gelegaliseerde dwangarbeid in het kader van de nieuwe bijstandswet er nog weer een van langer adem geworden, waarin nu een gang naar het Europese Hof in het vizier komt, en die model staat voor het soort juridische strijd dat men als burger klaarblijkelijk bereid moet zijn te willen en in staat moet zijn te kunnen voeren als men zich wil verzetten tegen het soort wetgeving dat sinds het aantreden van de kabinetten Balkenende een vast patroon lijkt te zijn geworden in legislatief Nederland: wetten - vooral op het terrein van het sociale zekerheidsrecht (naast dwangarbeid voor bijstandsgerechtigden bijvoorbeeld: ontneming van rechten aan arbeidsongeschikten, een verplichting om te solliciteren voor zieke werklozen, afschaffing van de bijstand voor personen tot 27 jaar, onaangekondigde huisbezoeken, leerwerkplicht voor schoolverlaters, etc.), maar ook waar het geldt het asielrecht, het privacyrecht, het oorlogsrecht, etc.) – die, uit bezuinigings- en ideologische motieven, bewust lijken te worden ingevoerd in strijd met internationale verdragen, en waar ook de nationale rechter met zijn wel als ‘gouvernementeel’ aangeduide agenda zich nauwelijks tegen verzet.

Bij indiening van dergelijke wetsvoorstellen wenden kabinet en Kamer voor dat zij zich niet bewust zijn van de strijdigheid tussen voorgestelde nationale wetgeving en internationale verdragen, en voeren zij deze wetgeving, nadat zij zich – incredibile dictu – ook hebben  weten te verzekeren van medewerking van Eerste Kamer en Raad van State, wier leden ook collectief doen of hun neus bloedt, gewoon in. Ook al weet men dat de kans bestaat dat men dit soort wetgeving ooit weer zal moeten terugdraaien.

Dáarom bekommert de moderne Nederlandse wetgever zich echter in het geheel niet meer, aangezien hij weet dat het, gezien de algehele apathie onder de slachtoffers van met name het sociaal economisch beleid en de ook verder overheersende politieke desinteresse, in het huidige tijdsgewricht nauwelijks denkbaar is dat er ooit een haan naar kraait. Een feit waaraan ook het gebrek aan onafhankelijkheid van de goed met bewindslieden bevriende Nederlandse journalistiek een stevig steentje bijdraagt. En mocht er zich onverwacht daadwerkelijk ooit iemand druk om maken, dan heeft men van de in dat geval in eerste instantie te hulp geroepen Nederlandse rechter weinig te duchten, maar zal de eventuele eiser wel eerst alle nationale rechtsmiddelen moeten uitputten, zoals nu ook de schoffelweigeraar heeft gedaan, voor hij zich tot het Europese Hof kan wenden.

Voordat men zóver is, is er echter heel wat water door de rivieren gestroomd en hebben de bedenkers van de wet ondertussen al naar hartenlust heel wat miljoenen kunnen bezuinigen en in een lange reeks van magere jaren een complete mentaliteitsverandering in Spartaanse richting kunnen afdwingen. Geen nood dus mocht de Europese rechter de Nederlandse wet alsnog terugdraaien. Rammelende, en feitelijk zelfs inconstitutionele, wetgeving - artikel 94 van de Grondwet bepaalt immers dat alle wetgeving aan het EVRM moet worden getoetst – kan al de jaren standhouden dat gewacht moet worden op Europese toetsing.

Hoe desastreus ondertussen de invloed van zo’n periode van ondeugdelijke wetgeving op de samenleving kan zijn, blijkt wel uit de recente ontwikkelingen op het gebied van de praktijk van de bovengenoemde gedwongen tewerkstelling, die zich sinds haar entree in de nieuwe bijstandwetgeving van 2004 in de vorm van ‘reïntegratietrajecten’ als een olievlek over de samenleving heeft uitgebreid.

Doordat de regering het door dergelijke wetgeving aantrekkelijk heeft gemaakt voor bedrijven om door Nederlandse gemeenten aangeleverde gratis werklozen, verslaafden, daklozen, etc. te verhuren en onderverhuren aan commerciële bedrijven, is er een hele louche, om niet te zeggen criminele, en grof geld aan de ellende van anderen verdienende, al maar uitdijende, bedrijfstak ontstaan,  die feitelijk staatsslaven levert aan de ‘vrije markt’, is uitbuiting middels arbeid een van de grootste maatschappelijke problemen geworden en is in enkele jaren een hele bestaande sociale structuur verwoest.

Een van de dingen die het meest verontrusten bij dit alles is, dat er niet één instantie of deskundige lijkt te bestaan die een overzicht heeft van al de wetgeving die is ingediend in strijd met internationale verdragen. Juristen lijken niet verder te kijken dan hun eigen specialisme, journalisten zetten hun goede contacten met bewindslieden vriendelijk keuvelend voort en de burger slaapt rustig verder tot ook hij op een morgen rechteloos ontwaakt.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten