woensdag 30 januari 2013

Een desolaat land met onaangename inwoners

Gepubliceerd in Katholiek Nieuwsblad 9-9-2011



In een hoofdredactioneel commentaar in Trouw, dat blijkbaar 'trots op Nederland' is, werd onlangs betoogd dat ons vaderland nog steeds een heel fijn land is om in te wonen. Louis van Overbeek meent enige nuancering te moeten aanbrengen bij deze opvatting.

Nederland is een onaangenaam land geworden. Of je je nu in de auto van A naar B bevindt, in een school, in de supermarkt, in het theater, een dokter wilt bezoeken of aangifte wilt doen bij de politie, een desolater land met onvriendelijker inwoners kun je niet treffen. Albert Camus had een vooruitziende blik toen hij de Amsterdamse grachtengordel vergeleek met de cirkels van Dante's hel.    Om geconfronteerd te worden met deprimerend Nederland hoef je maar een paar kilometer over de snelweg te rijden: het traditionele landschap van weilanden, sloten, kerktorens en rivieren, dat eeuwenlang de schilderlust heeft opgewekt in deze streken, heeft in enkele decennia plaatsgemaakt voor een troosteloze laagvlakte van asfalt, files, bedrijventerreinen, geluidsschermen en eindeloze nieuwbouwwijken.

In een vergelijkbare desolate staat als de fysieke omgeving verkeert het onderwijslandschap. Wie de laatste decennia in Nederland naar school is geweest of er de komende decennia nog heen zal gaan, is, tenzij hij een genie is dat in staat is zichzelf aan zijn haren uit het ontstane moeras van onwetendheid en onbenul te trekken, in intellectueel opzicht reeds verloren, wat de zogeheten Pisa-onderzoeken, waarmee politici en onderwijsbestuurders graag zwaaien, ook mogen beweren. Reeds de commissie Dijsselbloem wees erop dat deze onderzoeken 'in belangrijke mate moeten worden gerelativeerd'.

Wie in een situatie komt dat hij een beroep moet doen op financiële ondersteuning door de overheid kan het wel vergeten: de sociale zekerheid is zonder dat er een haan naar kraaide na een paar decennia neoliberale politieke mode nagenoeg afgeschaft.

Maar niet alleen het landschap is er deprimerend geworden, niet alleen onderwijs en opvoeding zijn er afgeschaft en de sociale zekerheid afgebroken: het is in Nederland ook gewoon slecht toeven.
Neem nu het eten. De Nederlander eet om efficiënt en voordelig zijn maag te vullen, snel en zonder enige vreugde. In de Nederlandse supermarkt is schraalhans dan ook meester: het assortiment is maar een fractie van dat waaruit consumenten in andere Europese landen kunnen kiezen. Zelfs basisingrediënten zijn veelal uit commerciële- en rationaliseringsoverwegingen niet meer verkrijgbaar. Als gevolg van de heersende arbeidsverdwazing werken zowel vrouwen als mannen zo hard dat ze geen tijd en energie hebben om nog iets anders dan kant-en-klaarmaaltijden te bereiden. De smaak van wat nog wel verkrijgbaar is, is kunstmatig vervlakt, want de Nederlander heeft een voorkeur voor wat zo min mogelijk smaak heeft. Zo is bijvoorbeeld de bittere smaak uit de Nederlandse andijvie weggeteeld. Als iets nog enige smaak bezit is het zoet of zout. Vlees komt uit het dieren-Auswitsch. Alles is verpakt in vacuüm gezogen plastic. Voor wie in Nederland moet wonen, begint Luilekkerland al bij Wuustwezel.

Wie zich na een Nederlandse maaltijd - om althans zijn ziel enigszins te verkwikken - naar het theater begeeft, wordt geconfronteerd met een elders in de wereld in deze omvang onbekende regisseursterreur. Van klassieke toneelstukken en operavoorstellingen vinden al decennialang geen getrouwe opvoeringen meer plaats, maar uitsluitend extreem doorgevoerde, geactualiseerde experimenten, waarin bijvoorbeeld Hamlet  op rolschaatsen of met een punkkapsel ten tonele verschijnt, Rigoletto verplaatst is naar een maffia-milieu en van Wachten op Godot een emancipatorische/feministische versie wordt vertoond, waarin de rol van de zwervers uit het stuk vertolkt wordt door vrouwen. De auteur van het stuk die deze rolbezetting juridisch aanvocht, werd door de Nederlandse rechter in het ongelijk gesteld.

Als je in Nederland politie nodig hebt, blijkt het niet mogelijk het plaatselijke bureau te bellen: daarvoor bestaat - net als bij vrijwel elke andere instantie - uitsluitend nog een regionaal callcenter, gevestigd ergens in the middle of nowhere, waar je op zo bureaucratisch mogelijke wijze te woord wordt gestaan. Als je krant niet bezorgd is, kun je dat alleen melden aan een 'spraakcomputer'. Sinds kort zijn ook postkantoren in Nederland afgeschaft.

Ziek worden is in Nederland niet verstandig, al helemaal niet buiten kantooruren. De Nederlandse dokter - het begrip 'huisarts' is hier te lande in feite een anachronisme geworden -, wiens ideaal het ambtenarenleven schijnt te zijn, komt zo ongeveer alleen nog bij je aan huis als hij je mag euthanaseren. 's Avonds en in het weekeinde wordt je geacht je zieke lijf naar een zogenaamde huisartsenpost te slepen, een noodvoorziening ergens in een nauwelijks bereikbaar, grootschalig, neonverlicht medisch complex.

Over doodgaan op vaderlandse bodem zullen we het maar helemaal niet hebben. De arme Yorick die dat lot treft, kan erop rekenen dat zijn knekels na tien jaar ruw, machinaal, uit zijn kist worden gegooid. 'Ruimen' heet dat. Voor wie in Nederland geen jood of moslim is, heeft een uitvaartverzekering nauwelijks zin. Misschien is dat ook de oorzaak dat recent een nieuwe vorm van lijkbezorging wordt gepropageerd, het zogenaamde 'resomeren', waarbij het stoffelijk overschot wordt opgelost in loog en vervolgens door het afvoerputje gespoeld.

Dat in een dergelijke biotoop de species van de nieuwe Nederlander (homo Batavus incultus novus) is ontstaan, hoeft dan ook geen verbazing te wekken. Dit gehaaste, grommerige, licht ontvlambare en onbehouwen menstype - dat zichzelf overigens als bijzonder tolerant beschouwt: als je net denkt als hij, dan hoor jij er immers ook bij - woont in een rijtjeshuis, dat hij voortdurend bezig is te verbouwen, zodat zelfs de laatste postzegel tuin die hij nog bezit, plaats maakt voor beton en stenen en ook het laatste grassprietje verdwijnt onder bestrating. Een standaardelement bij deze verbouwingswoede is ook de dakkapel, die - hoewel architectonisch zeer ontsierend, meest vergunningvrij - op vrijwel elke woning wordt aangebracht en van waaruit de ene buur op tafel kan gluren bij zijn buurman tegenover hem.

Voor een dergelijke eengezinswoning staan vervolgens minimaal twee auto's om zich 's morgens tweeverdienend mee naar de respectieve werkplekken te ijlen. In Nederland werkt namelijk iedereen, zoals reeds opgemerkt, zoveel en zo lang mogelijk. Men begint hiermee zo vroeg men kan. In plaats van huiswerk te maken of te spelen werken scholieren na school bij, door bijvoorbeeld vakken te vullen in de supermarkt met als doel het zo verdiende geld uit te kunnen geven in de horeca, waar Nederlandse jongeren zich collectief een coma plegen te zuipen. Deze vroegtijdige arbeid wordt zowel door ouders als leraren ten zeerste aanbevolen als een onmisbare bron van ervaring voor later. Politici die erop hameren dat er nog veel harder en langer gewerkt moet worden en de enkeling die zich hieraan - om wat voor reden dan ook - onttrekt keihard moet worden aangepakt, zijn het meest succesvol.

Een voor Nederland kenmerkend detail is dan ook dat er geen rusthuizen meer bestaan. Hier en daar herinnert nog een straatnaam als 'Rustoordlaan' aan vroegere, meer ontspannen, tijden, maar wie nu een rustoord zoekt, moet eveneens voorbij Wuustwezel zijn.

Het totale gebrek aan rust wordt ook duidelijk zodra men de Nederlandse radio aanzet en men naar bijvoorbeeld het nieuws of actualiteiten luistert (klassieke muziek is uiteraard nauwelijks nog ergens te horen). Dat wordt - onderbroken door oceanen van reclame - gepresenteerd door types die collectief aan ADHD lijken te lijden en er met hun van beursberichten, aandelenkoersen en ander business news vergeven programma's vanuit lijken te gaan dat hun luisteraars allemaal in zaken zitten of in ieder geval succesvol ondernemen en carrière maken als zakenman/-vrouw als de ultieme levensvervulling ervaren en verder uitsluitend geïnteresseerd zijn in sport. Zo hoor je 's zomers de godganse dag niets ander dan voetbal- of wielerverslagen, berichten over tennis, de vierdaagse of over de 'prestaties van onze hockeydames' in bijvoorbeeld Kuala Lumpur.

In het dagelijks leven spreekt heel het land een soort managersjargon vol onbegrijpelijke termen en afkortingen: een bejaardenhuis noemt men een 'woon-/zorgcentrum', het arbeidsbureau is omgedoopt tot 'CWI' (een term die inmiddels al weer vervangen schijnt te zijn door 'UWV Werkbedrijf'), op school zit men niet in klassen, maar in 'groepen', werken doet men niet in uren maar in 'fte's'.
Is er dan niets dat deugt in Nederland, zal de lezer zich wellicht afvragen? Jawel, economisch gaat het er nog steeds heel goed. Nederland is nog steeds zo rijk als een olie-emiraat. Maar afgezet tegen het akelige leefklimaat, waarin elke joie de vivre ontbreekt, men voortdurend ontevreden, boos en wrokkig is, is die grote materiële welvaart toch wel een wat mager en al te eenzijdig rantsoen voor een mens om gelukkig van te worden, dat misschien ook wel verklaart waarom in Nederland als eerste land de zelfgekozen dood werd gelegaliseerd en deze in de media voortdurend wordt gepromoot.

Er bestaat een aardig gedichtje van Paul van Ostaijen, waarin deze de woordcombinatie 'rijke armoede' introduceert: 'Rijke armoede van de trekharmonica'. In Nederland is sprake van het omgekeerde: armoedige rijkdom. Of dat iets is om trots op te zijn, waag ik te betwijfelen.

Link naar het 'trots op Nederland'- artikel in Trouw:
http://www.trouw.nl/tr/nl/4328/Opinie/article/detail/2887174/2011/09/03/Net-terug-van-vakantie-zie-je-soms-dat-Nederland-toch-wel-een-erg-prettig-land-is.dhtml

Geen opmerkingen:

Een reactie posten