zondag 20 januari 2013

Bewust rammelende wetgeving

Katholiek Nieuwslbad, 12 oktober 2011

Het kabinet Rutte maakt, om gedoogpartner PVV te gerieven, op het gebied van het migratierecht willens en wetens wetten waarvan van te voren duidelijk is dat ze onhoudbaar zijn omdat ze in strijd zijn met internationale verdragen. Zo stond te lezen op 20 september jl. in NRC-Next, dat hierover in het betreffende artikel een hele reeks deskundigen aan het woord liet en de beschreven gang van zaken kernachtig typeerde als 'migrantje pesten'.

Nadat een dergelijke wet, rammelend en wel, is ingevoerd, wacht het kabinet af waar het schip strandt. Het hoopt daarbij dat niemand naar de rechter stapt, maar weet dat, ook als dit wel gebeurt en dit de regering mogelijk op een rechterlijke afstraffing komt te staan, een tik op de vingers in dit soort juridische procedures jaren op zich zal laten wachten. Tot die tijd kan zij dus rustig haar gang gaan en levert de wet, ook al is zij dubieus en veelal zelfs inconstitutioneel (1), haar op de koop toe de gewenste strenge reputatie op migratiegebied op, zodat het voor het kabinet dus, ongeacht het lot van de wet bij toetsing, 'altijd prijs' is.

Het is goed dat NRC-Next zijn lezers wijst op deze boosaardige wetgevingspraktijk en laat zien hoezeer de gevolgen hiervan de grondslagen van de Nederlandse rechtsstaat aantasten. De situatie is echter nog veel ernstiger dan in het genoemde artikel wordt geschetst: deze praktijk is niet pas van start gegaan onder de regering Rutte - zij werd reeds, vrijwel onopgemerkt, op grote schaal ingevoerd onder de kabinetten Balkenende (2002-2010) -, maar betreft ook veel meer rechtsgebieden dan alleen het migratierecht. Ik heb hiervan reeds melding gemaakt in mijn artikel 'Wetgever vermoedelijk niet dom, maar slecht', in het Katholiek Nieuwsblad van 17-10-2009, waarnaar ik hier wil verwijzen.

Een rechtsgebied waarop onder de kabinetten Balkenende met internationale verdragen strijdige wetten zijn aangenomen, is - naast bijvoorbeeld het privacyrecht (denk aan de wetgeving rond het 'burgerservicenummer' [BSN], het Elektronisch Patiëntendossier [EPD]), etc. - met name het sociale zekerheidsrecht. Zo is de in de destijds door staatssecretaris Mark Rutte voorbereide nieuwe bijstandswet van 2004, de Wet Werk en Bijstand (WWB), opgenomen gedwongen tewerkstelling van bijstandsgerechtigden - die het huidige kabinet overigens nog verder wil aanscherpen - in strijd met het in tal van internationale verdragen vastgelegde verbod op 'dwangarbeid of verplichte arbeid' (forced or compulsory labour). En was er bij de 'eenmalige herkeuringen' onder arbeidsongeschikten, in het kielzog waarvan de WAO voor nieuwe gevallen werd afgeschaft, door de extreme aanscherping van de keuringsregels die hierbij plaatsvond en maakte dat arbeidsongeschikten massaal hun uitkering geheel of gedeeltelijk verloren, onder andere sprake van met het EVRM strijdige 'onrechtmatige eigendomsontneming' (2). Verder kan nog gewezen worden op de invoering van een sollicitatieplicht voor zieke werklozen en de afschaffing van de bijstand voor personen tot 27 jaar. Naar analogie van de bovengenoemde kwalificatie met betrekking tot het migratierecht zou men hier kunnen spreken van een legislatief 'sloebertje pesten' door deze kabinetten bij wie, net als bij het huidige, de neoliberale 'hervorming' van de sociale zekerheid hoog op de agenda stond, en die, eveneens als het huidige, de - weinig meer tot solidariteit geneigde - publieke opinie aan haar kant hadden.

Een verschil met het migratierecht is hier echter dat, terwijl de Nederlandse vreemdelingenrechter nog enig corrigerend vermogen bezit tegenover de nationale wetgever -een vermogen dat wellicht te verklaren valt uit het feit dat diens vakgebied wat meer internationaal georiënteerd is - men in het sociaalzekerheidsrecht een volstrekt nationaal politieke agenda volgt, waarin vrijwel uitsluitend beslissingen worden genomen die de overheid welgevallig zijn, en men als burger voor zijn rechtsbescherming eigenlijk alleen bij het Europese Hof terecht kan. Dat wordt echter pas toegankelijk nadat men alle nationale rechtsmiddelen heeft uitgeput en dus noodgedwongen eindeloze, kostbare en op zichzelf zinloze rechtszaken heeft moeten voeren in eigen land.

Doordat het kabinet onlangs ook heeft besloten - opnieuw in strijd met het EVRM, dat een onbelemmerde toegang tot de rechter waarborgt - vanaf 2013 de griffierechten voor de burger die zijn recht zoekt zeer fors te verhogen, maakt zij het gedupeerden überhaupt vrijwel onmogelijk over dit soort wetgeving juridische procedures aan te spannen tegen de staat. In het bestuursrecht, waarop mensen met een uitkering bij juridische procedures zijn aangewezen, is immers zelfs sprake van een vertwintigvoudiging van het griffierecht. Daarnaast wordt zwaar bezuinigd op de gesubsidieerde rechtshulp.

Terwijl ik bezig ben dit stukje te schrijven bereikt mij via de krant (NRC 4-10-2011) het bericht van alweer een vervolgstap bij het bemoeilijken voor de burger van de toegang tot het recht. Het kabinet wil burgers nu ook ontmoedigen klachten in te dienen bij het Europese Hof - zoals gezegd, het laatste toevluchtsoord voor wie binnen het Nederlandse rechtssysteem geen gehoor heeft weten te vinden -, door voor het procederen bij dit Hof, dat nu nog gratis is, een 'reëel' griffierecht in te voeren, en bij een dergelijke procedure, anders dan nu, een advocaat verplicht te stellen.

Gezien de verharding van het strafklimaat in de afgelopen regeerperioden is het niet verwonderlijk dat ook op het gebied van het strafrecht de nodige dubieuze wetgeving wordt geproduceerd. Als voorbeeld noem ik het zeer recente wetsvoorstel voor invoering van een speciaal 'adolescentenstrafrecht' voor jongeren tussen 15 en 23 jaar door het huidige kabinet, dat een verlenging van de detentie van deze jongeren van 2 naar 4 jaar mogelijk maakt, en daarmee in strijd is met het ook door Nederland geratificeerde Internationale Verdrag Inzake de Rechten van het Kind (IVRK) van de VN, waarin wordt bepaald dat jongeren tot 18 jaar moeten worden berecht volgens het jeugdstrafrecht. Een ander voorbeeld is de al weer wat langer geleden ingevoerde 'anti-kraakwet' (Wet kraken en leegstand), die, zoals ook de rechter constateerde, in strijd is met het in art. 8 van het EVRM vastgelegde 'huisrecht'. Een niet onbelangrijk voorbeeld van dubieuze wetgeving is verder nog de invoering van de algemene identificatieplicht, die niet alleen herinneringen oproept aan de nazi-bezetting, maar eveneens weer in strijd is met bepalingen uit het EVRM.

Nederland beschouwt zichzelf als koploper op het gebied van mensenrechten en is altijd haantje de voorste bij het aan de kaak stellen van schendingen van deze rechten in Verweggistan. Wat meer bescheidenheid zou niet misplaatst zijn bij een land waarin schending van internationale verdragen al jarenlang een vast bestanddeel vormt bij de totstandkoming van eigen wetgeving.



1) Artikel 94 van de Grondwet bepaalt immers dat alle wetgeving aan het Europese Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) moet worden getoetst.
2) Uitkeringsrechten op grond van sociale zekerheid vallen volgens vaste jurisprudentie van het Europese Hof onder het begrip 'eigendom/bezit' (possessions) als bedoeld in artikel 1 van het Eerste Protocol bij het EVRM.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten