dinsdag 15 januari 2013

Een gangbaar argument onder machthebbers



Brits High Court: EVRM inzake gedwongen arbeid ouderwets en koloniaal geïnspireerd


Een gangbaar argument onder machthebbers in zowel Nederland als Groot-Brittannië is, wanneer internationale mensenrechtenverdragen waaraan zij gebonden zijn hun niet welgevallig zijn, dat deze verdragen zijn opgesteld in andere tijden en daarom nu niet meer geldig zijn. Dat in deze internationale verdragen sprake is van universele en dus tijdloze waarden doet daaraan voor hen niets af. De overeenkomst tussen de Nederlandse en de Britse argumentatie is frappant.

Louis van Overbeek

Evenals Nederland kent ook het Britse Verenigd Koninkrijk onder de neoliberale politieke invloed van de afgelopen decennia weer een vorm van gedwongen tewerkstelling voor bijstandsgerechtigden (in het VK: personen die vallen onder de Jobseekers Allowance),* die overeenkomst vertoont met de werkverschaffing uit de jaren 1930.

Op de bijzonderheden van deze vaak vernederende en in beschaafde landen soms zelfs nauwelijks voorstelbare vorm van 'sociaal' beleid en haar gevolgen, hoef ik hier niet verder in te gaan. Deze zijn inmiddels op diverse plaatsen - zij het zelden in de main stream-media - beschreven.

Hoewel het regeringsbeleid in dezen in Nederland duidelijk in strijd lijkt met internationale mensenrechtenverdragen en inmiddels tal van door dit beleid gedupeerde burgers procedures tegen de staat hebben aangespannen, heeft nog geen enkele nationale rechter een van deze rechtzoekenden in het gelijk gesteld. Eén tot dusver voor het Europese Hof gebrachte zaak stak juridisch-technisch zo zwak in elkaar dat ook daarmee vooralsnog geen succes werd behaald.

Onlangs, op 6 augustus 2012, heeft ook een Londens High Court, voorgezeten door Mr. Justice Foskett (Case No: CO/260/2012&CO/1087/2012), een uitspraak gedaan - waar overigens in de Nederlandse pers en media geen enkele aandacht aan is besteed -, waarin wordt gesteld dat het opleggen van gedwongen arbeid aan bijstandsgerechtigden met het ‘heilzame’ doel hen werk te verschaffen niet in strijd is met artikel 4 van het EVRM (Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens) dat een verbod behelst op ‘dwangarbeid of verplichte arbeid’ (‘forced or compulsory labour’).

Ofschoon rechter Foskett de regering Cameron op bepaalde punten ook in het ongelijk heeft gesteld in de onderhavige zaak, zal deze niettemin im Großen und Ganzen blij zijn met diens uitspraak. Zij verlangt er immers vurig naar de invloed van het Europese Hof terug te dringen op haar grondgebied, een wens die ook in Nederland steeds luider te vernemen valt, met name in de partij van de met David Cameron goed bevriende Mark Rutte.

Stef Blok, de fractievoorzitter van deze VVD heeft op 6 september jl. zelfs een initiatiefwet ingediend om de directe werking van Europese mensenrechtenverdragen te blokkeren door deze afhankelijk te maken van goedkeuring door een parlementaire meerderheid. Zo moet het de rechter onmogelijk worden gemaakt nationale wetten buiten toepassing te verklaren wegens strijd met Europese verdragsbepalingen.

Opvallend is ook de overeenkomst tussen de argumentatie van de rechter van het Londense High Court en die van Nederlandse politici uit met name Ruttes VVD en diens voormalige coalitiegenoot CDA waar het geldt de ontkenning van de toepasbaarheid van art. 4 EVRM op de gedwongen tewerkstelling van bijstandsgerechtigden.

Nadat de Britse rechter Foskett, op zichzelf terecht, verklaart dat bij de interpretatie van art.  4 EVRM de ILO-conventies 29 en 105 (de conventies van de International Labour Organisation uit resp. 1930 en 1957) een belangrijke rol spelen, stelt hij vervolgens dat het hoofddoel van ILO-conventie 29, uit 1930, ‘originally’ was ‘to prevent the exploitation of labour in colonies, which were still numerous at that time’. Het karakteriseren van door de Britse overheid ingevoerde, gedwongen back to work schemes (in Nederland: ‘reïntegratieprojecten’ of  ‘Work First-trajecten’) voor bijstandsontvangers, die immers, anders dan slavernij, bedoeld zijn om werklozen werk te verschaffen, als ‘slavernij’ of ‘gedwongen arbeid’ lijkt hem dan ook ‘a long way from contemporary thinking’. In de verdragsteksten, noch in die van het EVRM noch in die van de ILO, wordt overigens met een woord gerept over arbeidsomstandigheden in koloniën, en het EVRM zelf werd pas opgesteld in 1950, toen de dekolonisatie al lang was ingetreden en deels reeds voltooid. Van ‘slavernij’ - die in Groot-Brittannië in 1834 officieel werd afgeschaft – is hier overigens natuurlijk geen sprake; aan de orde is ‘gedwongen arbeid.’ Ook daarvan ontkent Foskett dat er sprake is.

Onze eigen Piet Hein Donner (CDA) dacht er al in 2007 in zijn rol als Minister van Sociale Zaken net zo over als de Britse rechter afgelopen augustus. Op 31 mei van dat jaar verklaarde Donner immers op Kamervragen van Paul Ulenbelt (SP): ‘Maatregelen in het kader van Work First-projecten die tot doel hebben om (maatschappelijke) participatie te vergroten, kunnen niet worden aangemerkt als dwangarbeid. Als blijkt dat dergelijke maatregelen toch onder de werkingssfeer van bijvoorbeeld ILO-verdrag nr. 105 vallen,** moet worden afgevraagd of deze verdragen in hun bewoordingen nog wel passen bij deze tijd.’

De huidige demissionaire staatssecretaris op hetzelfde ministerie, Paul de Krom (VVD), zette in een toespraak tijdens de 100-ste Internationale Arbeidsconferentie in Genève de door Donner ingezette lijn voort. Hij keerde zich bij die gelegenheid, aldus een persbericht van 15 juni 2011, ‘tegen de veel te gedetailleerde uitleg die de ILO geeft aan verdragen waarmee afspraken worden gemaakt over arbeidsrechten en sociale rechtvaardigheid’. Het persbericht vervolgt: ‘Sommige verdragen van de Internationale Arbeidsorganisatie zijn opgesteld in de jaren zestig en sluiten volgens De Krom soms niet meer aan bij de huidige omstandigheden.’ ‘Deze modernisering is in ieders belang. Internationale verdragen zijn altijd in andere tijden en onder andere omstandigheden opgesteld. De werkelijkheid van toen, is niet meer die van nu. Hou daarom bij de interpretatie van de opgestelde normen rekening met de tijdgeest en het zal voor ieder land makkelijker worden eraan te voldoen’, aldus de staatssecretaris.

Een gangbaar argument onder de powers that be in verschillende landen is dus blijkbaar  wanneer internationale verdragen waaraan zij gebonden zijn hun niet bevallen: ‘Internationale verdragen zijn opgesteld in andere tijden en daarom niet langer geldig’. Het feit dat in deze verdragen sprake is van universele, fundamentele en dus tijdloze waarden doet hieraan kennelijk niet af.

Ook in de gewone politiek is het al dan niet bij de tijdgeest passen (lees: aansluiten bij de neoliberale mode) van een opvatting steeds doorslaggevender als maatstaf voor haar acceptatie. Voormalig GroenLinks-leider Femke Halsema vond enkele jaren geleden
haar eigen partij een moderne, positieve partij in vergelijking met de ‘sociaal-conservatieve’ SP, die ouderwetse waarden als solidariteit met de maatschappelijk onderlaag nog maar steeds bleef koesteren. Bij GroenLinks hebben we recent de uiteindelijke consequentie van dergelijke denkbeelden kunnen zien. Laten we ons nog eens bedenken voor we nog meer trendwatchers en modeontwerpers in politieke en rechterlijke functies benoemen.

Louis van Overbeek is freelance publicist

*   De sociale zekerheidsregeling inzake werkloosheid in Engeland is met de invoering van de Jobseekers Act in 1996 drastisch gewijzigd. Waar voorheen een aparte werkloosheidsuitkering (Unemployment Benefit) en een bijstandsuitkering (Income Support) bestonden, zijn deze thans vervangen door één werkzoekende-uitkering (Jobseeker’s Allowance / JSA).

** Donner is blijkens de zinsnede ‘als blijkt dat, etc.’ kennelijk toch niet zo zeker van zijn zaak.



Geen opmerkingen:

Een reactie posten