dinsdag 29 januari 2013

Weer ruggengraatloze rechter die dwangarbeid goedkeurt

Voor het eerst gepubliceerd op Indymedia 6-4-2011




Een van de weinige bijstandsgerechtigden die beroep heeft ingesteld tegen zijn gedwongen tewerkstelling in het kader van de Wet werk en bijstand (Wwb) en daarbij in eerste aanleg door de (in zijn geval kanton-)rechter in het gelijk werd gesteld, is in hoger beroep alsnog van een koude kermis thuisgekomen.

Een van de weinige bijstandsgerechtigden die beroep heeft ingesteld tegen zijn gedwongen tewerkstelling in het kader van de Wet werk en bijstand (Wwb) en daarbij in eerste aanleg door de (in zijn geval kanton-)rechter in het gelijk werd gesteld,* is in het hoger beroep dat is aangetekend tegen de voor hem gunstige uitspraak door de tegenpartij, de Stichting Pantar, het reïntegratiebedrijf waaraan de gemeente Amsterdam de uitvoering van de Wwb heeft overgelaten, alsnog van een koude kermis thuisgekomen.

Het Amsterdamse Hof oordeelde op 15 maart 2011 (LJN BP7919) dat de argumenten waarop de kantonrechter tot zijn oordeel kwam, bij nader inzien niet deugdelijk zijn. De kantonrechter had betoogd dat het weigeren van werk door de betrokken bijstandsgerechtigde in deze zaak legitiem was, omdat het aangeboden werk geen passend, c.q. op het individu toegesneden maatwerk was en ook niet kon gelden als ‘algemeen geaccepteerd’ werk, waarvan in een Wwb-setting sprake moet zijn, aangezien het hier werk bij een sociale werkplaats betrof en zo’n indicatie voor betrokkene niet was afgegeven.

De hoger beroepsrechter herhaalt slechts de in eerste aanleg geproduceerde en reeds door de kantonrechter weerlegde drogredeneringen van het reïntegratiebedrijf. Het aangeboden werk (het in elkaar zetten van verlichtingsarmaturen) is weliswaar niet gericht op uitstroom van betrokkene naar de reguliere arbeidsmarkt, maar zou diens kansen op die arbeidsmarkt wel vergroten. Ook wordt het werk voornamelijk door mensen uit de Sociale Werkvoorziening verricht, maar dit maakt het nog geen WSW-(een daarmee niet ‘algemeen geaccepteerd’) werk. Voor WSW-ers wordt het werk namelijk, anders dan voor betrokkene, aangepast. Op de overweging van de kantonrechter dat bij gedwongen tewerkstelling in het kader van de WWB sprake moet zijn van op het individu toegesneden maatwerk, wordt in het hoger beroep überhaupt niet ingegaan.

Hoezeer het vonnis in hoger beroep een politieke uitspraak is, blijkt uit de beantwoording door het - door toenmalig PvdA burgemeester Job Cohen voorgezeten - College van B&W van Amsterdam van schriftelijke raadsvragen over de kwestie d.d. 15 juni 2009. B&W antwoordden dat aangezien ‘bij het berusten in de uitspraak de gevolgen groot kunnen zijn voor de groep werknemers met een Wwb-arbeidsvereenkomst, het College overweegt in hoger beroep te gaan tegen deze uitspraak.’ Het gaat B&W niet om de vraag of de tot dan toe gevolgde handelwijze juridisch (internationaal gerechtelijk of zelfs maar binnen het Nederlandse recht) wel door de beugel kan, maar louter om het hun onwelgevallige feit dat ‘het berusten in deze uitspraak er toe zou leiden dat Wwb-werknemers niet langer verplicht zijn (tijdelijk) werk bij Pantar te accepteren’.

Hoewel het vonnis van het Amsterdamse Hof dus slecht gemotiveerd is, lijkt cassatie bij de Hoge Raad voor betrokkene, gezien de door een systematisch gebrek aan onafhankelijkheid gekenmerkte Nederlandse rechterlijke macht, weinig hoop te bieden. Nagegaan zou moeten worden of het uit niet effectiever zou zijn de zaak nu direct voor te leggen aan het Europese Hof, ook al bezwijkt dat nu reeds - mede door het onder populistische invloed afbrokkelen van de rechtsstaat in veel landen van Europa - bijna onder zijn werklast.

* Zie hierover mijn eerdere artikel ‘Ook kantonrechter: werkweigering soms terecht’ op Indymedia d.d. 25 maart 2009:  http://www.indymedia.nl/nl/2009/03/58484.shtml

Geen opmerkingen:

Een reactie posten