Voor het eerst gepubliceerd op Indymedia 6-4-2011
Een
van de weinige bijstandsgerechtigden die beroep heeft ingesteld tegen
zijn gedwongen tewerkstelling in het kader van de Wet werk en bijstand
(Wwb) en daarbij in eerste aanleg door de (in zijn geval kanton-)rechter
in het gelijk werd gesteld, is in hoger beroep alsnog van een koude
kermis thuisgekomen.
Een van de weinige
bijstandsgerechtigden die beroep heeft ingesteld tegen zijn gedwongen
tewerkstelling in het kader van de Wet werk en bijstand (Wwb) en daarbij
in eerste aanleg door de (in zijn geval kanton-)rechter in het gelijk
werd gesteld,* is in het hoger beroep dat is aangetekend tegen de voor
hem gunstige uitspraak door de tegenpartij, de Stichting Pantar, het
reïntegratiebedrijf waaraan de gemeente Amsterdam de uitvoering van de
Wwb heeft overgelaten, alsnog van een koude kermis thuisgekomen.
Het
Amsterdamse Hof oordeelde op 15 maart 2011 (LJN BP7919) dat de
argumenten waarop de kantonrechter tot zijn oordeel kwam, bij nader
inzien niet deugdelijk zijn. De kantonrechter had betoogd dat het
weigeren van werk door de betrokken bijstandsgerechtigde in deze zaak
legitiem was, omdat het aangeboden werk geen passend, c.q. op het
individu toegesneden maatwerk was en ook niet kon gelden als ‘algemeen
geaccepteerd’ werk, waarvan in een Wwb-setting sprake moet zijn,
aangezien het hier werk bij een sociale werkplaats betrof en zo’n
indicatie voor betrokkene niet was afgegeven.
De hoger beroepsrechter herhaalt slechts de in eerste aanleg geproduceerde en
reeds door de kantonrechter weerlegde drogredeneringen van het
reïntegratiebedrijf. Het aangeboden werk (het in elkaar zetten van
verlichtingsarmaturen) is weliswaar niet gericht op uitstroom van
betrokkene naar de reguliere arbeidsmarkt, maar zou diens kansen op die
arbeidsmarkt wel vergroten. Ook wordt het werk voornamelijk door mensen
uit de Sociale Werkvoorziening verricht, maar dit maakt het nog geen
WSW-(een daarmee niet ‘algemeen geaccepteerd’) werk. Voor WSW-ers wordt
het werk namelijk, anders dan voor betrokkene, aangepast. Op de
overweging van de kantonrechter dat bij gedwongen tewerkstelling in het
kader van de WWB sprake moet zijn van op het individu toegesneden
maatwerk, wordt in het hoger beroep überhaupt niet ingegaan.
Hoezeer
het vonnis in hoger beroep een politieke uitspraak is, blijkt uit de
beantwoording door het - door toenmalig PvdA burgemeester Job Cohen
voorgezeten - College van B&W van Amsterdam van schriftelijke
raadsvragen over de kwestie d.d. 15 juni 2009. B&W antwoordden dat
aangezien ‘bij het berusten in de uitspraak de gevolgen groot kunnen
zijn voor de groep werknemers met een Wwb-arbeidsvereenkomst, het
College overweegt in hoger beroep te gaan tegen deze uitspraak.’ Het
gaat B&W niet om de vraag of de tot dan toe gevolgde handelwijze
juridisch (internationaal gerechtelijk of zelfs maar binnen het
Nederlandse recht) wel door de beugel kan, maar louter om het hun
onwelgevallige feit dat ‘het berusten in deze uitspraak er toe zou
leiden dat Wwb-werknemers niet langer verplicht zijn (tijdelijk) werk
bij Pantar te accepteren’.
Hoewel het vonnis van het
Amsterdamse Hof dus slecht gemotiveerd is, lijkt cassatie bij de Hoge
Raad voor betrokkene, gezien de door een systematisch gebrek aan
onafhankelijkheid gekenmerkte Nederlandse rechterlijke macht, weinig
hoop te bieden. Nagegaan zou moeten worden of het uit niet effectiever
zou zijn de zaak nu direct voor te leggen aan het Europese Hof, ook al
bezwijkt dat nu reeds - mede door het onder populistische invloed
afbrokkelen van de rechtsstaat in veel landen van Europa - bijna onder
zijn werklast.
* Zie hierover mijn eerdere artikel ‘Ook kantonrechter: werkweigering soms terecht’ op Indymedia d.d. 25 maart 2009: http://www.indymedia.nl/nl/2009/03/58484.shtml
Geen opmerkingen:
Een reactie posten