Verschenen in Solidariteit, webzine voor een strijdbare vakbeweging 7-5-2007 (en oorspronkelijk in het Katholiek Nieuwsblad)
Sinds de invoering van de nieuwe bijstandswet (Wet Werk en Bijstand, WWB)
op 1 januari 2004 kent Nederland een praktijk van gedwongen tewerkstelling voor
mensen die zijn aangewezen op inkomensondersteuning door de overheid.
Weliswaar kende ook de 'oude' bijstandswet (ABW) een, in een
sollicitatieplicht vervatte, eis aan de uitkeringsgerechtigde pogingen te
ondernemen om uit de bijstand te komen door het aanvaarden van werk, maar in de
nieuwe wet - voorbereid door de toenmalige VVD-staatssecretaris van Sociale
Zaken, Mark Rutte - is daar nog het een en ander bijgekomen. Iedereen die onder
de nieuwe wet een uitkering aanvraagt, wordt namelijk onmiddellijk aan het werk
gezet en is verplicht deel te nemen aan door de uitkerende gemeente - veelal
onder de naam
Work First - aangeboden werkverschaffingsprojecten, waarbij
men in ruil voor een karige uitkering laagwaardige of zelfs volstrekt zinloze
arbeid dient te verrichten (kleerhangers sorteren, papiertjes prikken,
gordijnhaakjes aanzetten, schoffelen in het park). Het begrip 'passende arbeid'
is dan ook afgeschaft. Hierdoor wordt nu elke vorm van arbeid als passend voor
iedereen beschouwd. Dit alles in combinatie met een aangescherpt sanctiebeleid,
waardoor bij onvoldoende medewerking de uitkering eerst wordt verlaagd en
vervolgens soms zelfs volledig stopgezet.
2
Arbeidsverdwazing
Deze praktijk van gedwongen tewerkstelling is een uitvloeisel van de
neoliberale ideologie die de westerse wereld de afgelopen decennia heeft
gedomineerd en geleid heeft tot wat men zou kunnen noemen een complete, algehele
arbeidsverdwazing: de vrijwel alom gedeelde opvatting dat in de samenleving door
iedereen zoveel en zo lang mogelijk en tegen iedere prijs betaalde arbeid moet
worden verricht om de gevolgen van de onophoudelijk in het bewustzijn gemokerde
bedreigingen van globalisering en vergrijzing het hoofd te kunnen bieden.
Hierbij heeft de werking van de vrije markt de hoogste prioriteit, moet arbeid
goedkoop en flexibel zijn en zijn sociale rechten ondergeschikt aan dit hogere
doel. Een toestand die de Duitse
Sozialwissenschaftlerin dr. Christa
Sonnenfeld in haar artikel
Aktive Arbeitsmarktpolitik heisst: Zwang deed
verzuchten: "Arbeit um jeden Preis, dieses Motto überlagert inzwischen derart
unsere menschliche Existenz, dass eine grundrechtliche Prüfung dringend geboten
ist."
Het fenomeen gedwongen tewerkstelling van uitkeringsgerechtigden
draagt bij aan de realisering van het wijd verbreide neoliberale arbeidsideaal.
Door dwangarbeid te koppelen aan bijstandsuitkeringen kunnen minvermogende
werkloze burgers met weinig kansen op de arbeidsmarkt onder de leuze 'Werk boven
inkomen' toch productief gemaakt worden en anderen ervan worden afgeschrikt
überhaupt nog een uitkering aan te vragen. Het is dan ook geen exclusief
Nederlands verschijnsel. In bijvoorbeeld Duitsland (de
Hartz IV-wet) en
Engeland (de
New Deal van Tony Blair) kent men vergelijkbare maatregelen.
Dwangarbeid
De invoering van feitelijke dwangarbeid voor uitkeringsgerechtigden in veel
landen van de EU kent, naast deze algemene ideologische achtergrond, twee meer
concrete inspiratiebronnen. In de eerste plaats is dat het Europese beleid op
het punt van werkgelegenheid en sociale voorzieningen zoals dat in het jaar 2000
werd geformuleerd op de toppen van Lissabon en Nice. Hier werd afgesproken dat
Europa "de meest concurrerende economie van de wereld in 2010" moest worden.
Aanbevolen werd daarom een 'activerend' werkgelegenheidsbeleid te voeren,
waarbij het aantal voorwaarden dat gesteld wordt aan het toekennen van
uitkeringen voor wie werkloos, arbeidsongeschikt of oud is, drastisch wordt
uitgebreid en in ruil daarvoor tegenprestaties worden verlangd, zoals
bijvoorbeeld die, welke wordt aangeduid met de
contradictio in terminis
'verplicht vrijwilligerswerk'. Concrete maatregelen worden echter door Europa
overgelaten aan de nationale regeringen. Die hebben zich hierbij vervolgens in
grote meerderheid vooral laten leiden door een tweede inspiratiebron: het
Amerikaanse werkgelegenheidsbeleid onder Clinton, waarvan de staat Wisconsin,
waar de
Work First-projecten zijn bedacht, de meest uitgesproken exponent
is. Deze staat heeft zich - hoewel haar resultaten voornamelijk gebaseerd zijn
op bluf, aangezien de maatregelen er daar vooral toe geleid hebben dat het
aantal werklozen zonder uitkering enorm is toegenomen - ontwikkeld tot een soort
bedevaartsoord voor Europese, en ook Nederlandse beleidsmakers.
Newspeak
Opvallend bij de invoering van de nieuwe, van staatswege verordonneerde
arbeidsdwang in Nederland en andere Europese landen is de ongelooflijk
gemakkelijke en brede acceptatie ervan in de samenleving. Gemor onder de
bevolking valt nauwelijks te horen, pers en media zwijgen er nagenoeg over,
juristen houden hun kaken op elkaar, vakbonden organiseren geen stakingen. Zelfs
de leiders van de sociaal-democratische partijen hebben zich bekeerd tot de
neoliberale arbeidsdwang. Dit gebrek aan weerstand moet waarschijnlijk verklaard
worden als het gevolg van een kennelijk uiterst succesvolle aanwending door de
neoliberale lobby van allerlei ideologische manipulaties van de taal en het
denken. Hiermee wordt de werkelijkheid van de arbeidsdwang - die associaties zou
kunnen oproepen met de werkverschaffing in de crisisjaren en de
Arbeitseinsatz onder de nazibezetting - door propaganda en retorische
middelen als versluierende eufemismen en zelfs regelrechte
newspeak
verhuld of van een positieve lading voorzien. Een rotbaantje dat een
uitkeringsgerechtigde onder dreiging van sancties wordt opgelegd, wordt
bijvoorbeeld verkocht als 'deelname aan een
Work First-project', een
'aanbod', een 'uitdaging', 'een nieuwe kans'. Men wordt niet onder dwang tewerk
gesteld, maar 'uitgenodigd' om weer 'mee te doen'; de uitkeringsgerechtigden
wordt 'perspectief' geboden, er wordt in hen 'geïnvesteerd'. Van de 'hangmat'
die de uitkering was, wordt een 'trampoline' naar succesvolle reïntegratie in de
arbeidmarkt voor werklozen gemaakt, in plaats van hen, zoals vroeger, 'af te
schrijven' met een uitkering en 'achter de geraniums' te laten verkommeren. De
sociale zekerheid wordt niet uitgekleed, maar op zodanige wijze 'hervormd' dat
zij ook in de toekomst betaalbaar blijft ('toekomstbestendig' gemaakt). In
werkelijkheid evenwel houdt het ministerie van Sociale Zaken, dat de samenleving
via allerlei kanalen met dit soort propaganda overspoelt, zich ondertussen in de
beste Orwelliaanse tradities
3
juist bezig met asociale zaken. Hoe ver men bereid is te gaan met de invoering
van deze 'nieuwspraak' bleek in 2005, toen premier Balkenende serieus voorstelde
het adjectief 'werkloos' uit het vocabulaire te schrappen en te vervangen door
de formulering 'tussen twee banen in', om eraan bij te dragen dat het begrip
waarvoor het te schrappen woord staat zelfs niet meer gedacht kan
worden.
Een andere succesvolle manipulatieve strategie is het aan het volk verkopen
van dwangmaatregelen door een beroep te doen op het 'gezonde verstand', dat
weinig opheeft met nadere reflectie, en door toevoeging van een flinke scheut
populisme aan de maatregelen. Het is toch immers vanzelfsprekend dat voor een
uitkering een tegenprestatie van de ontvanger mag worden verwacht! Wie daar
bezwaar tegen maakt, is een klaploper, een profiteur, die misbruik maakt van
door de hardwerkende belastingbetaler opgebrachte sociale voorzieningen en
keihard moet worden aangepakt! Dat sommigen in dit verband durven te spreken van
dwangarbeid is toch te gek voor woorden! Dat zijn praktijken die alleen de
nazi's en de Sovjets erop na hielden, dat weet toch iedereen! Dat daarvan in
onze democratische rechtsstaat sprake zou zijn is gewoon schandalige
stemmingmakerij!
Repressie
Het gevolg van de inmiddels jarenlang gevolgde neoliberale aanpak, waarbij
het ringeloren en koeioneren van uitkeringsgerechtigden onder het mom van een
'activerende aanpak' tot beleid is verheven en gemeente-ambtenaren van hogerhand
wordt opgedragen deze improductievelingen het leven zo zuur mogelijk te maken,
is inmiddels wél, zoals onlangs in het nieuws kwam, dat sociale diensten
tegenwoordig dagelijks geconfronteerd worden met agressie. Op de begrijpelijke
wanhoop en woede van de geringeloorden - men kan immers zelfs een hond niet
altijd maar blijven sarren zonder risico op beten - hebben de autoriteiten
echter maar één antwoord: nog meer repressie. Minister Guusje (PvdA) wil van nu
af aan uitkeringsgerechtigden die zich hun hondse behandeling bij de sociale
diensten niet gedwee laten welgevallen onmiddellijk in het cachot werpen en hun
van hun laatste stuivers uitkeringsgeld beroven.
Maar succesvolle
manipulatie, brede acceptatie en geslaagde repressie of niet: de vraagtekens die
geplaatst kunnen worden bij de legitimiteit van de middelen die worden ingezet
bij de verwezenlijking van het neoliberale arbeidsideaal kunnen niet zomaar
worden uitgegomd. Zo staat in ons land de gedwongen tewerkstelling in het kader
van bijstand niet alleen op gespannen voet met het in de grondwet verankerde
recht op een vrije arbeidskeuze,
4 ook is sprake van frictie met verschillende internationale
mensenrechtenverdragen, waaronder artikel 4 van het Europees Verdrag voor de
Rechten van de Mens (EVRM), waarin 'verplichte arbeid' wordt verboden.
Weggeredeneerd
Door vertegenwoordigers van de overheid wordt deze frictie weggeredeneerd: er
zou hier geen sprake zijn van 'verplichte arbeid' in de zin van de
mensenrechtenverdragen in kwestie. Een van de weinige plaatsen waar men deze
ontkenning zwart op wit kan vinden, is een advies van de Raad van State van 17
oktober 2006: "Overigens is vaste uitleg dat arbeidsverplichtingen in het kader
van bijstand of sociale verzekeringen niet gelden als verplichte arbeid. Bij de
uitleg van deze bepaling speelt de definitie van verplichte arbeid in
ILO-Conventie 29 een belangrijke rol."
Wat met de vage omschrijving 'vaste
uitleg' wordt bedoeld, wordt door geraadpleegde deskundigen verschillend
geïnterpreteerd. Waarschijnlijk moet hieronder worden verstaan: jurisprudentie
van het Europese Hof. Deze is echter erg schaars waar het art. 4 EVRM betreft.
Bovendien hebben deze weinige zaken (Van der Mussele versus België, Siliadin
versus Frankrijk, waarin de definities van de International Labour Organisation
inderdaad een grote rol spelen) geen betrekking op arbeidsverplichtingen in het
kader van bijstand - daarover is nog nooit geprocedeerd. Feitelijk lijkt de Raad
van State dus te verwijzen naar 'vaste uitleg' die helemaal niet bestaat en is
de beoogde uitkomst van deze hogere juristerij dat in dit geval het
mensenrechtenartikel moet worden opgevat als het tegendeel van wat er staat!
Om te kunnen spreken van gedwongen arbeid moet naar het oordeel van de
Europese Commissie aan een tweetal voorwaarden zijn voldaan:
"First, that the
work or service is performed by the worker against his will and, secondly, that
the requirement that the work or service be performed is unjust or oppressive or
the work or service itself involves avoidable hardship" (Van Dijk/Van Hoof,
Theory and Practice of the European Convention of Human Rights, 1998, p.
336).
Welnu, met het opleggen van een verplichting tot een vorm van arbeid
waarmee een uitkeringsgerechtigde niet instemt en die een soort laagwaardig
gevangeniswerk
5 behelst,
waarvan de uitvoering een psychische vernedering inhoudt, die des te dieper is
naarmate het opleidingsniveau van de betrokkene hoger is, wordt aan beide
voorwaarden voldaan (
against his will, unjust or oppressive requirement).
Het moeten ondergaan van een dergelijke psychische vernedering staat bovendien
in schril contrast met de oorspronkelijke intentie van de bijstandswet, waarvan
de toenmalige KVP-minister Klompé bij de introductie verklaarde dat het juist de
bedoeling was dat men hierop zonodig 'met opgeheven hoofd' een beroep kon doen.
Onhoudbaar
De stelling die door sommigen wordt betrokken dat de uitkeringsgerechtigde
niet verplicht is het aangeboden werk te aanvaarden, is onhoudbaar. Weigering
leidt immers tot verlaging of stopzetting van de uitkering waardoor de
bijstandsgerechtigde, die per definitie niet over eigen financiële middelen
beschikt - juist om die reden doet hij een beroep op ondersteuning door de
overheid - zonder of met zeer ontoereikende middelen van bestaan komt te zitten
met als gevolg armoede, huisuitzetting, afhankelijkheid van particuliere
liefdadigheid en dus aantasting van het grondrecht van de menselijke
waardigheid, dat immers met name omvat "het fundamentele recht van eenieder op
bestaansmiddelen en voorzieningen die voor hemzelf en zijn gezin toereikend
zijn".
Opschorting van de uitkering is ook in strijd met art. 13 van het
Europees Sociaal Handvest (ESH). Het Europese Comité inzake Sociale Rechten
waarschuwde de Nederlandse regering in verband met de WWB in 2006 dan ook in de
conclusies van zijn jaarlijkse rapport, dat '
reducing or suspending social
assistance benefits is only compatible with the Charter (Handvest)
if
this does not deprive the individual concerned of means of subsistance
(middelen van bestaan)'.
In gevallen waarin uitkeringsgerechtigden de zorg
hebben voor kinderen is het Nederlandse beleid bovendien in strijd met het
Internationale Verdrag inzake de Rechten van het Kind (IVRK), dat bepaalt dat
dezen recht hebben op een levensstandaard die 'toereikend is voor de
lichamelijke, geestelijke, intellectuele , zedelijke en maatschappelijke
ontwikkeling van het kind'.
6
Een met dwangarbeid geconfronteerde bijstandsgerechtigde kan in principe dus
zo naar de rechter stappen
7 en
doorprocederen tot aan het Hof in Straatsburg toe. Het probleem is alleen dat
hij, zodra hij de intimidatie van de uitkeringsambtenaren durft te trotseren,
het risico loopt onmiddellijk van zijn uitkering te worden beroofd (over het
bemoeilijken van de toegang tot het recht voor de burger gesproken!) en hij dus
gedurende de tijd dat zijn procedure loopt, verstoken is van alle middelen van
bestaan.
Waar blijft de juridisch geïnteresseerde weldoener die het slachtoffer van
zoveel neoliberaal onrecht tijdens zijn procedure in zijn levensonderhoud wil
voorzien?
1 Dit artikel verscheen eerder in het
Katholiek Nieuwsblad.
2 In de WWB wordt
gesproken van het verlagen van de uitkering als sanctie op het niet nakomen van
'arbeidsverplichtingen', aangeduid met de term 'maatregel' Aangezien er echter
geen landelijk genormeerd sanctiebeleid is, stelt elke gemeente haar eigen
richtlijnen op. Zo verklaarden bijvoorbeeld B&W van de gemeente Leiden in
2004: "In het geval er sprake is van het weigeren van arbeid…acht het College
een maatregel van 100% gerechtvaardigd." Volledige beëindiging van de uitkering
dus.
3 Vgl. George
Orwell, 1984, vert. H.C. Kool, A'dam, 1982, p.182: "Zelfs de namen van de
vier Ministeries, waardoor wij geregeerd worden, demonstreren een soort van
onbeschaamdheid in hun opzettelijke verdraaiing der feiten. Het Ministerie van
Vrede houdt zich bezig met oorlog, het Ministerie van Waarheid met leugens, het
Ministerie van Liefde met martelingen en het Ministerie van Overvloed met
uithongering."
4
Vergelijk hetgeen de Maastrichtse hoogleraar sociaal verzekeringsrecht, Saskia
Klosse, in haar oratie (2003) over de nieuwe bijstandsregels zei: "De vraag
rijst…of de inbreuk die…wordt gemaakt op de vrijheid van arbeidskeuze
grondwettelijk wel geoorloofd is."
5 Het werk dat veroordeelden als bijvoorbeeld taakstraf
krijgen opgelegd is zelfs nog minder geestdodend dan dat waarmee
uitkeringsgerechtigden onder de nieuwe bijstandswet worden geconfronteerd, vgl.
Paul Bordewijk, 'Geen baan, geen inkomen', in: Sociaal bestek,
09-02-2006: "Werk dat mensen als taakstraf krijgen opgelegd is vaak
afwisselender dan het werk dat in het kader van work first wordt
aangeboden, en dat is verklaarbaar ook: de reclassering wil graag kunnen
rapporteren dat taakstraffen worden afgemaakt, terwijl bij work first
iedereen die gillend wegloopt eraan bijdraagt dat de [sociale] dienst zijn
target haalt."
6
Vgl. Herre de Vries, 'Kinderen onder het bestaansminimum', in: Solidariteit, Webzine voor een strijdbare
vakbeweging 29-04-2007.
7 Dat ook de uitvoerders van de nieuwe bijstandswet niet
onaantastbaar zijn, bleek op 11 april jl., toen de Centrale Raad van Beroep (de
hoogste rechterlijke instantie in Nederland op dit gebied), onder verwijzing
naar eveneens een artikel van het EVRM, in hoger beroep bepaalde dat de gemeente
Amsterdam - anders dan voormalig wethouder Aboutaleb, de huidige
staatssecretaris van Sociale Zaken, had besloten - de uitkering van mensen in de
bijstand niet zomaar mag stopzetten als de betrokkenen niet meewerken aan
onaangekondigde huisbezoeken door controlerende ambtenaren, wanneer daarvoor
geen aanleiding bestaat (zaak LJN BA 2436).
Een tweede interessante recente
uitspraak, eveneens gedaan door de CRvB, is zaak LJN AZ 8403, waarin, kort
samengevat, de rechter bepaalde, dat in geval van het niet nakomen van de
'arbeidsverplichting' de gemeente een bijstandsuitkering mag verlagen, maar niet
stopzetten. Wat overigens bij een laag uitkeringsbedrag als dat van de WWB
evengoed nog tot ernstige financiële problemen kan leiden voor de betrokkene,
met bijvoorbeeld huisuitzetting als gevolg. Bovendien is deze uitspraak de
uitkomst van een individuele bezwaar- en beroepsprocedure, waarvoor slechts zeer
weinig uitkeringsgerechtigden de benodigde moed en energie zullen kunnen
opbrengen. Consequenties voor de bijstandswet zelf volgen pas als ook de
politiek gevolgen aan dergelijke uitspraken verbindt.
Tenslotte lijkt er
voor fanatieke gemeenten toch nog een uitweg open te blijven door te kiezen voor
een andere formulering van het beleid: geen 'stopzetting' van de uitkering, maar
een 'verlaging' van 100 (of desnoods 99) procent (vgl. voetnoot 1).