donderdag 31 januari 2013

De Vloekepoek

Een lofzang op een klein brokje dynamiet, bij gelegenheid van het feest van Franciscus van Assisi op 4 oktober. 



Vloekie temidden van herstbladeren
Sinds kort woont bij mij een wit en roodbruin gevlekt jachthondje. Hij is van Fransen bloede (een tamelijk raszuivere Épagneul Breton), maar afkomstig uit Kroatië, waar hij door een hondenvriend in een in die contreien niet ongebruikelijk ‘dodingstation’ werd aangetroffen en overbracht naar een Duits asiel. Ook daar echter wilde - onbegrijpelijk bij een zo beeldschoon en aardig beestje, dat zelfs kopjes geeft als een poes! - niemand hem hebben. Nadat hij vervolgens werd getransporteerd naar een Nederlands asiel is hij door mij ontdekt en naar zijn lot Vloekie genoemd, op zoek naar een enigszins gelijkluidende naam voor het oorspronkelijke Kroatische Cuki (spreek uit: Koekie), dat ik niet te handhaven vond.

Veruit het grootste deel van zijn leven heeft Vloekie geen baasje gehad en zelfstandig zijn kostje bijeen moeten scharrelen en is dus nauwelijks opgevoed. Bovendien, zo meldt de website van zijn rasvereniging, is een dergelijke épagneul niet zo gemakkelijk te trainen en geldt hij als ‘een eigenwijs brokje dynamiet’. Zijn naam duidt bij nader inzien dus eigenlijk niet alleen op zijn eigen lot, maar ook op dat van zijn nieuwe baasje, wiens tolerantiegrenzen door dit creatuurtje wel erg worden opgerekt.

Alleen thuis zijn kan hij niet. Dan trekt hij de vitrage aan flarden, haalt hij de wasmand leeg met destructieve doeleinden, stort zich op rondslingerende kledingstukken en verscheurt kranten voordat je ze hebt kunnen lezen. Als een ware Houdini weet hij uit zijn inmiddels aangeschafte bench te ontsnappen en staat als je thuiskomt temidden van de aangerichte chaos clowns acts op te voeren voor de ramen. Het liefst draaft hij mee naast de fiets, waarbij hij zo hard aan de riem trekt - de ooit overwogen koop van een snorfiets is met de komst van Vloekie volstrekt overbodig geworden -, dat hij zichzelf bijna wurgt en er – schijnbaar getroffen door een hartaanval – bij neervalt en overgegaan moest worden tot de aanschaf van een tuigje dat zijn hals vrijlaat, maar vervolgens tengevolge van een gebrek aan voldoende achtzaamheid van de zijde van de baas werd stukgebeten.

De Vloekepoek thuis
Enkele landen zijn inmiddels enigszins met hem te bezeilen. Aan de lange lijn luistert hij tegenwoordig soms zelfs wanneer hij wordt geroepen. Maar als hij eenmaal is losgeraakt - wat hem als boeienkoning en begiftigd met een enorm jachtinstinct, dat zich zelfs uitstrekt tot duiven en merels, natuurlijk vroeger of later altijd weer lukt -, is het raadzaam een thermoskan bij je te hebben. Los van de lijn volgt hij zijn baasje als deze zich van hem verwijdert, maar op de gepaste afstand van enkele honderden meters en zonder enig besef van het gevaar van het verkeer, zodat men in dat geval steeds als een soort klaar-over voor hem uit dient te gaan om alle in het verschiet gelegen kruisingen te bewaken.

Kortom, Vloekie is verschrikkelijk. Maar even verschrikkelijk raakt men gehecht aan zijn enthousiame, zijn aanhankelijkheid en zijn kopjes. God heeft zich ook niet vergist in het geval van zijn schepping van dit creatuur, deze chien maudit, waarvan ik merk dat ik hem inmiddels liefkozend aanduid als ‘de Vloekepoek’.


Artikel verschenen in het kader van Dierendag 2011 in Katholiek Nieuwsblad


Een niet vertoonde film






Rechts het origineel, links de tweetalige affiche van 'Ich klage an' voor de Belgische versie: 'Heeft een man het recht te dooden uit deernis en liefde?'











Het euthanasiepleidooi van de NVVE klonk zeventig jaar geleden ook al – in de propagandafilm 'Ich klage an'.
 
De euthanasiegekte die Nederland al tientallen jaren in haar greep houdt, heeft in februari, tegelijk met de Elfstedentochthysterie in de media, een nieuw hoogtepunt bereikt met de feestelijke viering van een decennium Nederlandse euthanasiewetgeving in de vorm van een ‘Week van de Euthanasie’. In deze week werd nog uitvoeriger dan altijd al het geval is, dat wil zeggen haast non-stop, op radio en televisie welwillende aandacht geschonken - tegenstanders werden, zoals gebruikelijk, vrijwel niet aan het woord gelaten - aan de nieuwste, steeds verdergaande, ontwikkelingen op dit gebied, zoals de ophanden zijnde opening van een zelfmoordkliniek voor doodsverlangers die op weigering tot medewerking van hun huisarts stuiten, en de introductie van ‘mobiele euthanasieteams’, die als een soort pizzakoeriers van Magere Hein de dood op bestelling aan huis bezorgen.

Hoewel men zou denken ‘dood zijn kun je nog lang genoeg’, lijken de Nederlanders zich als lemmingen en masse vrijwillig in de dood te willen storten en is de belangstelling voor het onderwerp in Nederland onverzadigbaar. Het zou me niet verbazen als op het hoofdkantoor van Albert Heijn wordt overwogen een nieuwe spaaractie te starten, zoals in tijden van Oranjegekte,  waarbij je, tegen inlevering van een vol boekje met zegels, een gratis zwarte pil krijgt om jezelf van kant te kunnen maken.

Onderdeel van de feestelijke jubileumviering vormde een door de Nederlandse Vereniging voor een Vrijwillig Levenseinde (NVVE) gesponsord filmfestival - het eerste filmfestival ter wereld over euthanasie - onder de ludieke titel The End, waarin meer dan 30 films en documentaires over dit onderwerp uit binnen- en buitenland werden vertoond.

Begrijpelijk - de NVVE wil natuurlijk niet geassocieerd worden met deze voorlopers - maar niettemin een hiaat, was het feit dat nu juist de meest bekende euthanasiefilm uit de geschiedenis, de in 1941 vervaardigde, technisch zeer knappe, nazi-propagandafilm Ich klage an, in het overzicht ontbrak.

In 1994 werd deze film - die je tegenwoordig gewoon kunt downloaden via het internet, maar nog in 2001 door de Duitse overheid werd verboden wegens haar overtuigende, maar gevaarlijk inhoud - door het Nederlands Filmmuseum in Amsterdam opnieuw vertoond. Een journalist van het Leidsch Dagblad vond de film toen ‘bijzonder eigentijds’. En dat is hij nog steeds. De in de film gevolgde argumentatie is vrijwel identiek aan die van de NVVE en de gemiddelde ontvoogde, van alle taboes bevrijde Nederlander: de ethiek van het vijfde gebod en de eed van Hippocrates is achterhaald. De ongeneeslijk zieke mens heeft recht op een humane, zelfgekozen dood en hetzelfde geldt voor wilsonbekwamen die uitzichtloos lijden.

De melodramatische film toont, in sterbezetting, het verhaal van de mooie, levenslustige en intelligente vrouw van een briljante arts, die multiple sclerose krijgt, steeds verder verlamd raakt en haar man, die aanvankelijk koortsachtig zoekt naar een nieuw middel om haar te genezen maar daarin faalt, overhaalt haar te doden als haar toestand nog verder verslechtert. Uiteindelijk stemt hij in met haar verzoek en als hij voor de rechtbank moet verschijnen op aanklacht van moord draait hij de tegen hem gerichte aanklacht om (vandaar ook de titel): híj klaagt de achterhaalde wet aan die het artsen verbiedt uitzichtlopze patiënten een zelfgekozen dood te laten sterven en wordt daarmee in de film tot held van een nieuwe ethiek. Het verhaal wordt verweven met een pleidooi voor het laten sterven van een geestelijk gehandicapt meisje, in plaats van het te behandelen.

Ich klage an is een van de meest geraffineerde propagandafilms die de nazi’s ooit vervaardigd hebben, juist doordat het progaganda-element - in overeenstemming met de opvattingen hierover van minister Goebbels - hierin zo goed is verhuld. Er komen nauwelijks nazisymbolen voor in de film, die een echte tear jerker vormt, en de boodschap is ‘ingebed in een schijnbaar wetenschappelijk-juridische, maar ook ethische discussie’ over de problematiek van de actieve euthanasie. Doel van de film was de legitimatie van het elimineren van geesteszieken door de nazi-autoriteiten en het rijp maken van de geesten voor een wetswijziging.

Anders dan in het huidige Nederland is in nazi-Duitsland euthanasie namelijk nooit wettelijk toegestaan geweest. De Führer heeft persoonlijk bevelen tot euthanasie gegeven, maar pogingen om te komen tot een Sterbehilfegesetz zijn gestopt uit angst voor verzet uit (toen nog gezaghebbende) kerkelijke kringen. Op een euthanasiewet, waarvan we het jubileum dus onlangs feestelijk hebben gevierd, hebben de nazi’s moeten wachten tot het Nederland van 2002. 


Dit artikel werd eerder gepubliceerd in het Katholiek Nieuwsblad op 24-2-2012

woensdag 30 januari 2013

Koning Willem de Hosser



 

Op 30 april a.s krijgen we, zoals we in alle media over-uitvoerig hebben kunnen vernemen, een nieuw staatshoofd en wordt Prins Pils op de troon gehesen als koning Willem IV. Willem de Hosser dus, van wie bekend is dat hij ‘een beetje dom’ is en - wellicht als gevolg daarvan - vooral interesse heeft in sportevenementen, waarbij hij als lid van het Olympisch Comité graag meehost met de meute. Met aan zijn zijde de door zijn corrupte, op uniformen verzotte, oude sater van een grootvader voor hem als eega geregelde fuifgrage Argentijnse dochter van een bloedbesmeurd juntalid uit de bende van Videla, die nog op zijn gang naar de rechter wacht.

De nieuwe koning, bekend dus van zijn hospartijen met bezwete sport(st)ers rond Olympische wedstrijden en met bierdrinkende, polonaise lopende Dutchbatters die in Srebrenica door hun lafheid net de grootste massamoord in Europa sinds WO II mogelijk hebben gemaakt, lijkt  derhalve gezien zijn belangstelling en ontwikkelingsniveau de perfecte vertegenwoordiger van de moderne, botte, hardwerkende, neoliberale Nederlander, een lekker volkse koning voor deze homo Batavus incultus novus.

Naar verluidt wordt de in Koningsdag getransformeerde Koninginnedag voortaan op 27 april gevierd met grootschalig polonaise lopen en bierzuipen op de Dam.


Een desolaat land met onaangename inwoners

Gepubliceerd in Katholiek Nieuwsblad 9-9-2011



In een hoofdredactioneel commentaar in Trouw, dat blijkbaar 'trots op Nederland' is, werd onlangs betoogd dat ons vaderland nog steeds een heel fijn land is om in te wonen. Louis van Overbeek meent enige nuancering te moeten aanbrengen bij deze opvatting.

Nederland is een onaangenaam land geworden. Of je je nu in de auto van A naar B bevindt, in een school, in de supermarkt, in het theater, een dokter wilt bezoeken of aangifte wilt doen bij de politie, een desolater land met onvriendelijker inwoners kun je niet treffen. Albert Camus had een vooruitziende blik toen hij de Amsterdamse grachtengordel vergeleek met de cirkels van Dante's hel.    Om geconfronteerd te worden met deprimerend Nederland hoef je maar een paar kilometer over de snelweg te rijden: het traditionele landschap van weilanden, sloten, kerktorens en rivieren, dat eeuwenlang de schilderlust heeft opgewekt in deze streken, heeft in enkele decennia plaatsgemaakt voor een troosteloze laagvlakte van asfalt, files, bedrijventerreinen, geluidsschermen en eindeloze nieuwbouwwijken.

In een vergelijkbare desolate staat als de fysieke omgeving verkeert het onderwijslandschap. Wie de laatste decennia in Nederland naar school is geweest of er de komende decennia nog heen zal gaan, is, tenzij hij een genie is dat in staat is zichzelf aan zijn haren uit het ontstane moeras van onwetendheid en onbenul te trekken, in intellectueel opzicht reeds verloren, wat de zogeheten Pisa-onderzoeken, waarmee politici en onderwijsbestuurders graag zwaaien, ook mogen beweren. Reeds de commissie Dijsselbloem wees erop dat deze onderzoeken 'in belangrijke mate moeten worden gerelativeerd'.

Wie in een situatie komt dat hij een beroep moet doen op financiële ondersteuning door de overheid kan het wel vergeten: de sociale zekerheid is zonder dat er een haan naar kraaide na een paar decennia neoliberale politieke mode nagenoeg afgeschaft.

Maar niet alleen het landschap is er deprimerend geworden, niet alleen onderwijs en opvoeding zijn er afgeschaft en de sociale zekerheid afgebroken: het is in Nederland ook gewoon slecht toeven.
Neem nu het eten. De Nederlander eet om efficiënt en voordelig zijn maag te vullen, snel en zonder enige vreugde. In de Nederlandse supermarkt is schraalhans dan ook meester: het assortiment is maar een fractie van dat waaruit consumenten in andere Europese landen kunnen kiezen. Zelfs basisingrediënten zijn veelal uit commerciële- en rationaliseringsoverwegingen niet meer verkrijgbaar. Als gevolg van de heersende arbeidsverdwazing werken zowel vrouwen als mannen zo hard dat ze geen tijd en energie hebben om nog iets anders dan kant-en-klaarmaaltijden te bereiden. De smaak van wat nog wel verkrijgbaar is, is kunstmatig vervlakt, want de Nederlander heeft een voorkeur voor wat zo min mogelijk smaak heeft. Zo is bijvoorbeeld de bittere smaak uit de Nederlandse andijvie weggeteeld. Als iets nog enige smaak bezit is het zoet of zout. Vlees komt uit het dieren-Auswitsch. Alles is verpakt in vacuüm gezogen plastic. Voor wie in Nederland moet wonen, begint Luilekkerland al bij Wuustwezel.

Wie zich na een Nederlandse maaltijd - om althans zijn ziel enigszins te verkwikken - naar het theater begeeft, wordt geconfronteerd met een elders in de wereld in deze omvang onbekende regisseursterreur. Van klassieke toneelstukken en operavoorstellingen vinden al decennialang geen getrouwe opvoeringen meer plaats, maar uitsluitend extreem doorgevoerde, geactualiseerde experimenten, waarin bijvoorbeeld Hamlet  op rolschaatsen of met een punkkapsel ten tonele verschijnt, Rigoletto verplaatst is naar een maffia-milieu en van Wachten op Godot een emancipatorische/feministische versie wordt vertoond, waarin de rol van de zwervers uit het stuk vertolkt wordt door vrouwen. De auteur van het stuk die deze rolbezetting juridisch aanvocht, werd door de Nederlandse rechter in het ongelijk gesteld.

Als je in Nederland politie nodig hebt, blijkt het niet mogelijk het plaatselijke bureau te bellen: daarvoor bestaat - net als bij vrijwel elke andere instantie - uitsluitend nog een regionaal callcenter, gevestigd ergens in the middle of nowhere, waar je op zo bureaucratisch mogelijke wijze te woord wordt gestaan. Als je krant niet bezorgd is, kun je dat alleen melden aan een 'spraakcomputer'. Sinds kort zijn ook postkantoren in Nederland afgeschaft.

Ziek worden is in Nederland niet verstandig, al helemaal niet buiten kantooruren. De Nederlandse dokter - het begrip 'huisarts' is hier te lande in feite een anachronisme geworden -, wiens ideaal het ambtenarenleven schijnt te zijn, komt zo ongeveer alleen nog bij je aan huis als hij je mag euthanaseren. 's Avonds en in het weekeinde wordt je geacht je zieke lijf naar een zogenaamde huisartsenpost te slepen, een noodvoorziening ergens in een nauwelijks bereikbaar, grootschalig, neonverlicht medisch complex.

Over doodgaan op vaderlandse bodem zullen we het maar helemaal niet hebben. De arme Yorick die dat lot treft, kan erop rekenen dat zijn knekels na tien jaar ruw, machinaal, uit zijn kist worden gegooid. 'Ruimen' heet dat. Voor wie in Nederland geen jood of moslim is, heeft een uitvaartverzekering nauwelijks zin. Misschien is dat ook de oorzaak dat recent een nieuwe vorm van lijkbezorging wordt gepropageerd, het zogenaamde 'resomeren', waarbij het stoffelijk overschot wordt opgelost in loog en vervolgens door het afvoerputje gespoeld.

Dat in een dergelijke biotoop de species van de nieuwe Nederlander (homo Batavus incultus novus) is ontstaan, hoeft dan ook geen verbazing te wekken. Dit gehaaste, grommerige, licht ontvlambare en onbehouwen menstype - dat zichzelf overigens als bijzonder tolerant beschouwt: als je net denkt als hij, dan hoor jij er immers ook bij - woont in een rijtjeshuis, dat hij voortdurend bezig is te verbouwen, zodat zelfs de laatste postzegel tuin die hij nog bezit, plaats maakt voor beton en stenen en ook het laatste grassprietje verdwijnt onder bestrating. Een standaardelement bij deze verbouwingswoede is ook de dakkapel, die - hoewel architectonisch zeer ontsierend, meest vergunningvrij - op vrijwel elke woning wordt aangebracht en van waaruit de ene buur op tafel kan gluren bij zijn buurman tegenover hem.

Voor een dergelijke eengezinswoning staan vervolgens minimaal twee auto's om zich 's morgens tweeverdienend mee naar de respectieve werkplekken te ijlen. In Nederland werkt namelijk iedereen, zoals reeds opgemerkt, zoveel en zo lang mogelijk. Men begint hiermee zo vroeg men kan. In plaats van huiswerk te maken of te spelen werken scholieren na school bij, door bijvoorbeeld vakken te vullen in de supermarkt met als doel het zo verdiende geld uit te kunnen geven in de horeca, waar Nederlandse jongeren zich collectief een coma plegen te zuipen. Deze vroegtijdige arbeid wordt zowel door ouders als leraren ten zeerste aanbevolen als een onmisbare bron van ervaring voor later. Politici die erop hameren dat er nog veel harder en langer gewerkt moet worden en de enkeling die zich hieraan - om wat voor reden dan ook - onttrekt keihard moet worden aangepakt, zijn het meest succesvol.

Een voor Nederland kenmerkend detail is dan ook dat er geen rusthuizen meer bestaan. Hier en daar herinnert nog een straatnaam als 'Rustoordlaan' aan vroegere, meer ontspannen, tijden, maar wie nu een rustoord zoekt, moet eveneens voorbij Wuustwezel zijn.

Het totale gebrek aan rust wordt ook duidelijk zodra men de Nederlandse radio aanzet en men naar bijvoorbeeld het nieuws of actualiteiten luistert (klassieke muziek is uiteraard nauwelijks nog ergens te horen). Dat wordt - onderbroken door oceanen van reclame - gepresenteerd door types die collectief aan ADHD lijken te lijden en er met hun van beursberichten, aandelenkoersen en ander business news vergeven programma's vanuit lijken te gaan dat hun luisteraars allemaal in zaken zitten of in ieder geval succesvol ondernemen en carrière maken als zakenman/-vrouw als de ultieme levensvervulling ervaren en verder uitsluitend geïnteresseerd zijn in sport. Zo hoor je 's zomers de godganse dag niets ander dan voetbal- of wielerverslagen, berichten over tennis, de vierdaagse of over de 'prestaties van onze hockeydames' in bijvoorbeeld Kuala Lumpur.

In het dagelijks leven spreekt heel het land een soort managersjargon vol onbegrijpelijke termen en afkortingen: een bejaardenhuis noemt men een 'woon-/zorgcentrum', het arbeidsbureau is omgedoopt tot 'CWI' (een term die inmiddels al weer vervangen schijnt te zijn door 'UWV Werkbedrijf'), op school zit men niet in klassen, maar in 'groepen', werken doet men niet in uren maar in 'fte's'.
Is er dan niets dat deugt in Nederland, zal de lezer zich wellicht afvragen? Jawel, economisch gaat het er nog steeds heel goed. Nederland is nog steeds zo rijk als een olie-emiraat. Maar afgezet tegen het akelige leefklimaat, waarin elke joie de vivre ontbreekt, men voortdurend ontevreden, boos en wrokkig is, is die grote materiële welvaart toch wel een wat mager en al te eenzijdig rantsoen voor een mens om gelukkig van te worden, dat misschien ook wel verklaart waarom in Nederland als eerste land de zelfgekozen dood werd gelegaliseerd en deze in de media voortdurend wordt gepromoot.

Er bestaat een aardig gedichtje van Paul van Ostaijen, waarin deze de woordcombinatie 'rijke armoede' introduceert: 'Rijke armoede van de trekharmonica'. In Nederland is sprake van het omgekeerde: armoedige rijkdom. Of dat iets is om trots op te zijn, waag ik te betwijfelen.

Link naar het 'trots op Nederland'- artikel in Trouw:
http://www.trouw.nl/tr/nl/4328/Opinie/article/detail/2887174/2011/09/03/Net-terug-van-vakantie-zie-je-soms-dat-Nederland-toch-wel-een-erg-prettig-land-is.dhtml

dinsdag 29 januari 2013

Weer ruggengraatloze rechter die dwangarbeid goedkeurt

Voor het eerst gepubliceerd op Indymedia 6-4-2011




Een van de weinige bijstandsgerechtigden die beroep heeft ingesteld tegen zijn gedwongen tewerkstelling in het kader van de Wet werk en bijstand (Wwb) en daarbij in eerste aanleg door de (in zijn geval kanton-)rechter in het gelijk werd gesteld, is in hoger beroep alsnog van een koude kermis thuisgekomen.

Een van de weinige bijstandsgerechtigden die beroep heeft ingesteld tegen zijn gedwongen tewerkstelling in het kader van de Wet werk en bijstand (Wwb) en daarbij in eerste aanleg door de (in zijn geval kanton-)rechter in het gelijk werd gesteld,* is in het hoger beroep dat is aangetekend tegen de voor hem gunstige uitspraak door de tegenpartij, de Stichting Pantar, het reïntegratiebedrijf waaraan de gemeente Amsterdam de uitvoering van de Wwb heeft overgelaten, alsnog van een koude kermis thuisgekomen.

Het Amsterdamse Hof oordeelde op 15 maart 2011 (LJN BP7919) dat de argumenten waarop de kantonrechter tot zijn oordeel kwam, bij nader inzien niet deugdelijk zijn. De kantonrechter had betoogd dat het weigeren van werk door de betrokken bijstandsgerechtigde in deze zaak legitiem was, omdat het aangeboden werk geen passend, c.q. op het individu toegesneden maatwerk was en ook niet kon gelden als ‘algemeen geaccepteerd’ werk, waarvan in een Wwb-setting sprake moet zijn, aangezien het hier werk bij een sociale werkplaats betrof en zo’n indicatie voor betrokkene niet was afgegeven.

De hoger beroepsrechter herhaalt slechts de in eerste aanleg geproduceerde en reeds door de kantonrechter weerlegde drogredeneringen van het reïntegratiebedrijf. Het aangeboden werk (het in elkaar zetten van verlichtingsarmaturen) is weliswaar niet gericht op uitstroom van betrokkene naar de reguliere arbeidsmarkt, maar zou diens kansen op die arbeidsmarkt wel vergroten. Ook wordt het werk voornamelijk door mensen uit de Sociale Werkvoorziening verricht, maar dit maakt het nog geen WSW-(een daarmee niet ‘algemeen geaccepteerd’) werk. Voor WSW-ers wordt het werk namelijk, anders dan voor betrokkene, aangepast. Op de overweging van de kantonrechter dat bij gedwongen tewerkstelling in het kader van de WWB sprake moet zijn van op het individu toegesneden maatwerk, wordt in het hoger beroep überhaupt niet ingegaan.

Hoezeer het vonnis in hoger beroep een politieke uitspraak is, blijkt uit de beantwoording door het - door toenmalig PvdA burgemeester Job Cohen voorgezeten - College van B&W van Amsterdam van schriftelijke raadsvragen over de kwestie d.d. 15 juni 2009. B&W antwoordden dat aangezien ‘bij het berusten in de uitspraak de gevolgen groot kunnen zijn voor de groep werknemers met een Wwb-arbeidsvereenkomst, het College overweegt in hoger beroep te gaan tegen deze uitspraak.’ Het gaat B&W niet om de vraag of de tot dan toe gevolgde handelwijze juridisch (internationaal gerechtelijk of zelfs maar binnen het Nederlandse recht) wel door de beugel kan, maar louter om het hun onwelgevallige feit dat ‘het berusten in deze uitspraak er toe zou leiden dat Wwb-werknemers niet langer verplicht zijn (tijdelijk) werk bij Pantar te accepteren’.

Hoewel het vonnis van het Amsterdamse Hof dus slecht gemotiveerd is, lijkt cassatie bij de Hoge Raad voor betrokkene, gezien de door een systematisch gebrek aan onafhankelijkheid gekenmerkte Nederlandse rechterlijke macht, weinig hoop te bieden. Nagegaan zou moeten worden of het uit niet effectiever zou zijn de zaak nu direct voor te leggen aan het Europese Hof, ook al bezwijkt dat nu reeds - mede door het onder populistische invloed afbrokkelen van de rechtsstaat in veel landen van Europa - bijna onder zijn werklast.

* Zie hierover mijn eerdere artikel ‘Ook kantonrechter: werkweigering soms terecht’ op Indymedia d.d. 25 maart 2009:  http://www.indymedia.nl/nl/2009/03/58484.shtml

Balkenendes wonderolie



Gepubliceerd 23-4-2009

Toen de bomen van de economie tot in de hemel leken te groeien, bankiers en managers zich nog onbekommerd konden verrijken met de meest onwaarschijnlijke bonussen en het neoliberalisme met zijn greed is good-mentaliteit zelfs door vooraanstaande sociaaldemocraten werd gepredikt, streefden onze politici ernaar dat wij ‘de meest concurrerende economie in 2010’ zouden worden. Om dit Walhalla van de hebzucht te kunnen realiseren was het volgens hen onder andere noodzakelijk een ‘activerend werkgelegenheidsbeleid’ te voeren, zoals ze hadden afgesproken op de Eurotoppen van Nice en Lissabon. Een van de maatregelen die daarbij - onder Balkenende II - als onontbeerlijk werd bestempeld was gedwongen tewerkstelling van bijstandsgerechtigden: de zogenaamde Work First-projecten, waarmee inmiddels vrijwel alle Nederlandse gemeenten mensen met een Wwb-uitkering ‘achter de geraniums’ vandaan hebben gejaagd.

Inmiddels hebben we al vijf jaar te maken met bijstandsgerechtigde dwangarbeiders en is de economische voorspoed voltooid verleden tijd. We zien ons geconfronteerd met de diepste recessie sinds de Beurskrach en het regent ontslagen. En wat is de oplossing van het vierde (!) kabinet Balkenende: dezelfde als die ons zou helpen ‘de meest concurrerende economie van 2010’ te worden: meer gedwongen tewerkstelling, namelijk uitbreiding hiervan tot ontvangers van een werkloosheidsuitkering. Ook die moeten nu na een jaar (en als het aan het CDA ligt zelfs al na een half jaar) elke baan accepteren die voorbijkomt, ongeacht opleidingsniveau of hoogte van het eerder verdiende salaris. Minister Donner, die op 23 februari, twee weken voor het aannemen (op 10 maart) van een wetsvoorstel van die strekking van zijn hand, nog in antwoord op Kamervragen meedeelde dat overkwalificatie op de arbeidsmarkt onwenselijk is, omdat dit leidt tot verdringing van lager opgeleiden en demotivatie bij de betrokkenen, laat nu weten, overigens zonder erbij te vertellen dat de scherpere WW-eisen niet voor Kamerleden zullen gelden - voor hen is uiteraard een aparte regeling in de maak -, dat uren besteed aan het steken van asperges of werken in de kassen ook voor een advocaat of hoogleraar ‘uitstekende momenten zijn om tot zelfreflexie te komen en tot inkeer’. Dus of het nu hoogconjunctuur is of crisis, of er nu veel of weinig werkloosheid heerst: de te nemen maatregel is altijd dezelfde: dwangarbeid, Balkenendes altijd werkende wonderolie.

Dat bij het laten slikken van deze olie een grondwetsartikel met voeten wordt getreden, namelijk artikel 19, derde lid, dat een vrije arbeidskeuze garandeert, zal het kabinet worst wezen. De rechter mag toch niet toetsen aan de grondwet. En dat artikel 1.2 van het Europees Sociaal Handvest (ESH) hetzelfde behelst en de rechter daaraan wel mag toetsen, zal het ook niet deren. Naar de schending van artikel 4 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), het verbod op ‘dwangarbeid of verplichte arbeid’, dat sinds 2004 permanent met voeten wordt getreden door stelselmatige toepassing van gedwongen tewerkstelling in het kader van bijstand, heeft immers, als gevolg van de apathie van de slachtoffers, de desinteresse van pers en media en de ‘gouvernementele agenda’ van de Nederlandse rechterlijke macht, immers ook nog nooit een haan gekraaid.

Rechters en krommers



Verschenen in Katholiek Nieuwsblad 19-2-2010



Enkele jaren geleden werd de Raad van State ervan beschuldigd inzake vreemdelingenrecht niet onafhankelijk te zijn, zoals het de rechterlijke macht in een democratie betaamt, maar een ‘gouvernementele agenda’ te volgen, waarmee het regerings- c.q. overheidsbeleid werd ondersteund en dus de scheiding der machten geschonden. De Raad werd dan ook door het Europese Hof gevoelig op de vingers getikt in de zaak van een Somalische asielzoeker.

Een aantal recente uitspraken van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) op het gebied van het sociale verzekeringsrecht wekt de indruk dat voor dit hoge rechtscollege, ondanks zijn op dit punt minder slechte reputatie dan die van de Raad van State, hetzelfde geldt.

Het betreft hier met name twee recente uitspraken over de principiële vraag of het verplicht volgen van een reïntegratie- of Work Firsttraject in het kader van de nieuwe bijstandswet (WWB) strijd oplevert met het in artikel 4 van het Europese Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) vastgelegde verbod op ‘dwangarbeid of verplichte arbeid’ (‘forced or compulsory labor’).

In de eerste zaak (LJN: BJ8854), die van de bekende ‘schoffelweigeraar’, die reeds door een lagere rechter gedeeltelijk in het gelijk was gesteld, waardoor zijn gekorte uitkering was hersteld, maar die een principiële uitspraak wenste, weigerde de Raad tijdens de zitting op 1 oktober 2009 tot een inhoudelijk oordeel te komen, omdat er, na hervatting van de uitkering van betrokkene, geen ‘procesbelang’ meer zou bestaan. 

In de hoger beroepszaak van 8 februari jl.(LJN: BL1093), waarin een Amsterdamse bijstandsontvanger stelde dat de gemeente hem ten onrechte verplicht had deel te nemen aan een zogenaamd Hoyatraject - een extra onaangenaam Work Firsttraject ter ‘disciplinering’ van bezwaarmakers - kwam de Centrale Raad wel tot een inhoudelijke beoordeling: er wordt voldaan aan de twee criteria die door het Europese Hof in het ‘klassieke’ arrest Van der Mussele (1983) werden opgesteld om te kunnen spreken van ‘verplichte arbeid’, namelijk 1. de dreiging met enigerlei vorm van straf en 2. onvrijwilligheid van de kant van betrokkene. Of, zoals de Raad het met betrekking tot deze zaak formuleert: ‘In het onderhavige geval is er aan de zijde van appellant van meet af aan geen sprake geweest van vrijwilligheid. Verder vormt de (dreiging met een) verlaging van bijstand indien appellant niet meewerkt aan het Hoyatraject een in aanmerking te nemen sanctie.’ Er is hier dus, erkent ook de CRvB, wel degelijk sprake van ‘verplichte arbeid’.

Op dit punt echter, juist waar men denkt dat de bijstandsontvanger de zaak heeft gewonnen - aan de gestelde criteria wordt immers voldaan -, tovert de Raad een gouvernementeel konijn uit zijn hoge hoed. Er moet, aldus de Raad - hoewel er op het verbod van dwangarbeid en verplichte arbeid geen uitzonderingen mogelijk zijn - niet alleen getoetst worden aan de twee bovengenoemde criteria, maar ook rekening gehouden worden met ‘alle omstandigheden van het geval’ en met ‘andere elements’, zoals de duur van de werkloosheid van betrokkene.

Ook is de Raad van oordeel dat de WWB, die vooral tot doel heeft mensen door middel van vernederende, veelal onder de naam Work First aangeboden, werkverschaffingsprojecten de bijstand uit te jagen, in de geest van het EVRM en andere mensenrechtenverdragen ‘de menselijke waardigheid en de menselijke vrijheid’ bevordert door de arbeidsparticipatie te verhogen. Tenslotte haalt de Raad het jaarlijkse rapport van het Europees Comité inzake Sociale Rechten van 2006 aan, waarin dit Comité in zijn conclusies de Nederlandse regering in verband met de WWB waarschuwt dat ‘reducing or suspending social assistance is only compatible with the Charter (het Europees Sociaal Handvest, ESH) if this does not deprive the individual concerned of means of subsistence (middelen van bestaan)’, om te stellen dat het volkomen in overeenstemming is met het ESH ‘om een verbinding te leggen tussen een bijstandsuitkering en de bereidheid om werk te aanvaarden…’.

Nadat de CRvB vervolgens aan zijn aanvullende criteria heeft getoetst, blijkt de uiteindelijke conclusie: weliswaar is er in deze casus sprake van de door het EVRM verboden ‘verplichte arbeid’, maar desondanks vindt er geen schending plaats van artikel 4 van het EVRM, waarin dat verbod is vervat. Kennelijk bestaan er volgens de Raad, hoewel verplichte arbeid eenvoudig verboden is, niettemin twee soorten verplichte arbeid, een bij nader inzien toch niet verboden en een wel verboden variant.

Volgens sommige juristen kunnen weliswaar vraagtekens geplaatst worden bij het morele gehalte van de uitspraak, maar volgt de Raad hierin wel de wijze van redeneren van het Europese Hof in het eerder genoemde arrest Van der Mussele en handelt hij daarmee juridisch-technisch correct. Bij dit oordeel wordt echter, dunkt mij, een fundamenteel verschil tussen beide zaken over het hoofd gezien. In de zaak Van der Mussele, waarin het gaat om een advocaat in opleiding die weigert een aantal pro Deo zaken te doen die deel uitmaken van zijn opleiding, bestonden twijfels of aan het tweede criterium voor ‘verplichte arbeid’, de onvrijwilligheid van de kant van de betrokkene, wel werd voldaan. Om die reden besloten de rechters dat ook naar andere omstandigheden van het geval moest worden gekeken. In de zaak van de CRvB daarentegen bestaat geen twijfel of aan beide criteria wordt voldaan en hoeft dus ook geen acht geslagen te worden op andere omstandigheden. Afgezien daarvan is het ook de vraag of wat voor een advocaat geldt die verplicht een aantal pro Deo zaken moet behandelen, ook geldt voor een bijstandsgerechtigde die onder een strak regiem in broeikassen moet werken.

Pikant bij dit alles is overigens dat in dezelfde week dat de Centrale Raad zijn uitspraak deed die de overheid uit de brand hielp, het Duitse Constitutionele Hof in Karlruhe bepaalde dat het in veel opzichten met de recente Nederlandse hervormingen in de sociale zekerheid vergelijkbare, destijds onder bondkanselier Schröder ingevoerde, zogeheten Hartz IV systeem op onderdelen strijdig met de grondwet en mensonwaardig is en voor het einde van het jaar op belangrijke punten gewijzigd dient te worden, waarmee het hele Hartz IV op losse schroeven komt te staan en toenmalig kanselier Schröder alsnog een stevige draai om zijn oren krijgt.

Tja, in Karlsruhe zijn er nog rechters. Wij in Nederland hebben klaarblijkelijk vooral krommers.

zondag 27 januari 2013

Een onzichtbare hand

Eerder verschenen in Katholiek Nieuwsblad van 16-3-2007





Sommige dingen krijg je in Nederland niet in de publiciteit. Al heb je er nieuws over dat normaliter een minister zijn kop zou kosten, al bel je de redacties van alle grote landelijke kranten en mail je met de grootste volharding alle actualiteitenrubrieken en alle mogelijke instanties met invloed op het betreffende terrein: in pers en media blijft het stiller dan op een ondergesneeuwd kerkhof. Politieke partijen - ook die van de oppositie - geven in grote meerderheid niet thuis. Vakbonden blijken niet geïnteresseerd. Advocaten verklaren je in bedekte termen voor gek als je hen verzoekt eens naar de juridische aspecten van de kwestie te kijken. Het lijkt of een onzichtbare hand ervoor zorgt dat de zaak niet in het nieuws komt of anderszins aandacht krijgt. Aanvankelijk kun je het haast niet geloven, maar de aanwijzingen stapelen zich meer en meer op: politiek, pers, media, vakbonden, rechters: alle lijken samen te spannen  in één groot complot van stilzwijgen ter bescherming van wat klaarblijkelijk een gemeenschappelijk belang is.

De zaken die getroffen worden door deze geheimzinnige censuur liggen gewoonlijk op sociaal-economisch vlak. Ze hebben als overeenkomst dat zwakke groepen in de samenleving er de dupe van zijn. Groepen die ongeorganiseerd zijn, niet beschikken over een podium van waar af zij de publieke opinie kunnen beïnvloeden en evenmin machtsmiddelen als stakingen of wegblokkades tot hun beschikking hebben, waarmee zij uit protest 'gansch het raderwerk' kunnen stilzetten.

Een duidelijk voorbeeld van het ingrijpen van deze onzichtbare hand was de afgelopen jaren te zien in de berichtgeving rond de 'hervormingen' in de WAO. Over de vaak schrijnende gevolgen hiervan verschenen slechts mondjesmaat berichten in de pers, die meer geïnteresseerd bleek in de laatste hypes. Over het gesjoemel waarmee dit beleid tot stand is gekomen werd helemaal gezwegen. Op oproepen van getroffenen om aandacht te besteden aan het hun aangedane onrecht werd, zoals zeer recent nog door de redactie van het televisieprogramma De leugen regeert, afwijzend gereageerd.

Actualiteitenrubrieken op radio en televisie gedroegen zich als spreekbuizen van en lofzangers op de regering. Hun reportages droegen het karakter van lange reclamespotjes voor het beleid van het ministerie en uitkeringsinstantie UWV: terwijl in werkelijkheid mensen die onmogelijk konden werken arbeidsgeschikt werden verklaard en soms wanhoopsdaden begingen als gevolg van het inhumane beleid, zagen we in deze spotjes louter blije gezichten van overoptimistische uitkeringsgerechtigden die juichend aan hun reïntegratie in de arbeidsmarkt begonnen.

Ook droegen de actualiteitenprogramma's actief bij aan een negatieve beeldvorming van de gedupeerden. In de reportages van de commerciële omroepen waren geportretteerde WAO-ers gewoonlijk asocialen. Netwerk en Nova prefereerden het beeld van aanstellers met ridicule kwalen. In de Nova-uitzending van 7 april vorig jaar bijvoorbeeld leed een geportretteerde arbeidsongeschikte aan een 'parfum-allergie'.

In interviews met de verantwoordelijke bewindslieden bleven kritische vragen meestal uit. Toen minister De Geus op 19 maart 2006 werd geïnterviewd op Radio 1, was de scherpste vraag die hem werd gesteld die naar zijn favoriete voetbalclub (het vraaggesprek werd namelijk, zoals gebruikelijk op deze publieke zender, voortdurend onderbroken door een sportverslaggever die de luisteraar op opgewonden toon op de hoogte hield van het verloop van een of andere voetbalmatch - dat is per slot van rekening pas echt belangrijk).

Journalisten geneerden zich er zelfs niet voor openlijk te laten blijken dat ze wel erg goede maatjes waren met de ondervraagde bewindslieden. Zo zat op 6 april 2006 NCRV-verslaggever Frank du Mosch in het middernachtelijke Radio 1-programma Casa luna gezellig biertjes te drinken met staatssecretaris van Sociale Zaken Van Hoof (VVD), die door hem werd getutoyeerd en - tussen de plaatjes met jeugdsentiment die Du Mosch voor hem ten gehore liet brengen - voor de zoveelste maal zonder enige tegenwerping het hardvochtige regeringsstandpunt mocht uitdragen.

Dat de journalistiek in Nederland niet onafhankelijk is, is geen nieuwe constatering. Enkele jaren geleden meldde het KRO-programma Reporter  - dat zich hiermee een witte raaf betoonde en hiervoor een beroep op de Wet Openbaarheid van Bestuur (WOB) en de rechter had moeten doen - dat deze beroepsgroep op grote schaal bijkluste bij ministeries en zgn. openbare bestuursorganen (zoals bijvoorbeeld het UWV). Het betrof zowel journalisten van de schrijvende pers als makers en presentators van radio- en televisieprogramma's van én commerciële én publieke omroepen.  De namen in deze laatste categorie reikten van Paul Witteman tot Andries Knevel. De betrokkenheid strekte zich uit van De Volkskrant tot Radio 1 en Den Haag Vandaag. Bijna alle nieuwslezers van het NOS-Journaal stonden op de loonlijst van het UWV. Dat er sindsdien op de ministeries een richtlijn geldt die het inhuren van bijklussende journalisten moet beperken en dat een enkele journalist heeft beloofd zijn nevenactiviteiten te zullen beëindigen heeft, zoals blijkt uit de aangehaalde voorbeelden, geen enkel effect gesorteerd. Wat ook niet te verwachten viel: de betreffende journalisten zijn nog steeds in functie en hun loyaliteiten veranderen natuurlijk niet van de ene op de andere dag.

Evenmin als op de media hoefden de arbeidsongeschikten op de vakbonden te rekenen: reeds bij het Najaarsakkoord van 2004 waren zij door hen aan hun lot overgelaten. Solidariteit tussen werkenden en niet-werkenden was volgens de vakbondsleiders, die toch al steeds dichter tegen de macht aanschurkten en wier functie een soort stageplaats voor toekomstige landsbestuurders was geworden - denk aan de carrière van mensen als Kok, De Geus en Verburg -,  in het moderne Nederland geen haalbare kaart meer. Het lot van de arbeidsongeschikten werd voortaan met instemming van de achterban, die zich blijkbaar niet realiseerde dat arbeidsongeschiktheid morgen ook hun lot kon zijn, dan ook maar doodgezwegen.

Doordat Kamerleden van coalitiepartijen zich sinds jaar en dag laten binden door opeenvolgende regeerakkoorden, had de regering van hen alvast niets te vrezen. Naarmate de verkiezingen naderden, waarna mogelijk een nieuwe coalitie gevormd zou moeten worden, nam ook het zwijgen van de oppositie toe. De PvdA, die als grootste oppositiepartij aanvankelijk kritisch geweest was over het beleid van de CDA-minister van Sociale Zaken, bond steeds meer in. Toen haar woordvoerder Sociale Zaken Bussemaker eind augustus vorig jaar bij wijze van uitzondering door de redactie van het RTL-journaal gevraagd werd te reageren op het achterhouden door de minister van een rapport,[1] werd zij  -  naar goed geïnformeerde bronnen verklaren - kort voor de uitzending door de partijtop terugfloten. Het werd niet verstandig geacht een bewindsman van een mogelijk toekomstige coalitiepartner voor het hoofd te stoten. Bussemaker luisterde en is voor haar braafheid inmiddels beloond met een staatssecretariaat. Het verdonkeremaande rapport werd geen nieuws.

Dat de burger ook juridisch feitelijk geen enkele bescherming meer geniet tegen onrecht dat hem van overheidswege wordt aangedaan en dat bovendien de toegankelijkheid van het recht voor de burger steeds verder wordt bemoeilijkt, is sinds het verschijnen van de lijvige studie over het bestuursrecht van de Maastrichtse rechtsgeleerde A.Q.C. Tak algemeen bekend. Het hoeft dan ook geen verbazing te wekken dat ook het kort geding dat werd aangespannen om de onbillijke herkeuringen van WAO-gerechtigden stop te zetten, werd verloren. Ook de meeste rechters blijken steunpilaren van 'de machten die daar zijn' en hanteren, zoals onlangs over de Raad van State werd opgemerkt, een 'gouvernementele agenda', die steun aan het regeringsbeleid behelst en ertoe neigt dat nog verder aan te scherpen.

Het gevolg van al dit zwijgen en al deze meegaandheid met de gevestigde macht was dat het onbarmhartige WAO-beleid de hele vorige regeerperiode ongestoord kon worden voortgezet, de verantwoordelijke minister ongestraft de Kamer verkeerd heeft kunnen informeren en hij vervolgens als beloning voor zijn meedogenloze houding een hoge functie bij de OESO in Parijs krijgt, zodat hij zijn hardvochtige missie nu zelfs op Europees niveau kan voortzetten. Als klap op de vuurpijl is de opsteller van het gemanipuleerde rapport dat ten grondslag lag aan het beleid van deze voor zijn hardheid beloonde minister,[2] met instemming van de grootste voormalige oppositiepartij, zelf minister van Sociale Zaken geworden in een kabinet dat, ondanks enkele kosmetische aanpassingen en frasen die het tegendeel moeten suggereren, continuering voorstaat van de gevolgde lijn.

Het grote zwijgen betreft echter niet alleen het WAO-beleid. Sinds de invoering van de nieuwe bijstandswet (Wet Werk en Bijstand, WWB) op 1 januari 2004 schendt Nederland op grote schaal het verbod op gedwongen arbeid en daarmee internationale verdragen met betrekking tot de rechten van de mens.[3]  Bekend/berucht zijn in dit verband de zgn. Work First-projecten, maar ook allerlei andere aanduidingen worden gebruikt voor maatregelen waarbij uitkeringsgerechtigden op straffe van verlies van elke vorm van uitkering verplicht worden, ongeacht hun opleiding of beroep, in ruil voor bijstand veelal laagwaardige arbeid te verrichten. Wederom ontbreekt elke vorm van discussie en heerst alom de stilte van het ondergesneeuwde kerkhof.

Slachtoffers van het beleid, onschuldige burgers die tot dwangarbeid zijn veroordeeld enkel vanwege het feit dat ze de pech hadden op een bepaald moment in hun leven een beroep op de bijstand te moeten doen, durven niet naar de rechter te stappen omdat ze geïntimideerd worden door de gemeente-ambtenaren met wie ze te maken krijgen - de gemeenten zijn namelijk verantwoordelijk voor de uitvoering van de nieuwe bijstandswet - en wier taak voornamelijk lijkt te bestaan  in het uitkeringsgerechtigden het leven zo zuur mogelijk maken. Advocaten en juridische raadslieden weigeren de kwestie aan te kaarten en zelfs medewerkers van rechtenfaculteiten en van het Nederlands Comité voor de Mensenrechten blijken niet geïnteresseerd.  De stilzwijgende consensus in politiek, media, publieke opinie en dus zelfs onder juristen over de toelaatbaarheid van gedwongen tewerkstelling van bijstandsgerechtigden is zo groot dat, om een einde aan deze misstand te maken, Nederland waarschijnlijk eerst weer hard op de vingers getikt moet worden door het Europese Hof, zoals dat ook in de zaak van enkele asielzoekers is gebeurd. Van de Nederlandse rechter, de vakbonden, de pers en de media valt immers ook hier niets te verwachten. Om nog maar te zwijgen van de politiek.

Er blijkt in Nederland sprake te zijn van één groot kluwen van verstrengelde belangen. Binnen de aan de macht zijnde coalitie heerst de kadaverdiscipline van het regeerakkoord. Oppositiepartijen durven bewindslieden nauwelijks kritisch  te volgen uit angst de kans op eigen deelname aan een volgende regeringscoalitie te verkleinen. Mensen uit de wereld van pers en media klussen voor honderdduizenden euro's bij bij ministeries en daaraan gelieerde instanties waardoor hun onafhankelijke positie is ondermijnd. De rechterlijke macht blijkt evenmin onafhankelijk en de vakbonden zijn verworden tot kweekvijvers voor aankomende politici.                     

Door deze complete belangenverstrengeling hebben opeenvolgende regeringen een bijna absolute en ongecontroleerde macht verworven. Niet alleen is er geen sprake meer van een democratische scheiding der machten, ook is er als het ware een onzichtbare hand actief geworden, die feiten waarvan het bekend worden schadelijk zou kunnen zijn voor doorvoering van het beoogde beleid uit de publiciteit en de aandacht kan houden en dit ook met des te minder scrupules doet naarmate de positie van degenen die door deze censuur worden getroffen toch al zwakker is. De werkelijke gang van zaken rond de herkeuringen in de WAO en de mensenrechtenschendingen bij de gedwongen tewerkstelling van bijstandsgerechtigden zijn slechts twee voorbeelden hiervan.




.


[1] Zie over dit achtergehouden rapport KN van 15 september 2006.

[2] Zie over dit gemanipuleerde rapport KN van 13 oktober 2006.

[3] Te weten het Europees Sociaal Handvest (deel 1, art. 1: 'Een ieder dient in staat te worden gesteld in zijn onderhoud te voorzien door werkzaamheden die hij vrijelijk heeft gekozen'),  het Internationaal Verdrag inzake Burgerrechten en Politieke Rechten (art. 8, lid 3, sub a), en het Verdrag ter Bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden (art. 4, lid 2).

Kleerhangers sorteren of creperen

Verschenen in Solidariteit, webzine voor een strijdbare vakbeweging 7-5-2007 (en oorspronkelijk in het Katholiek Nieuwsblad)

Sinds de invoering van de nieuwe bijstandswet (Wet Werk en Bijstand, WWB) op 1 januari 2004 kent Nederland een praktijk van gedwongen tewerkstelling voor mensen die zijn aangewezen op inkomensondersteuning door de overheid.

Weliswaar kende ook de 'oude' bijstandswet (ABW) een, in een sollicitatieplicht vervatte, eis aan de uitkeringsgerechtigde pogingen te ondernemen om uit de bijstand te komen door het aanvaarden van werk, maar in de nieuwe wet - voorbereid door de toenmalige VVD-staatssecretaris van Sociale Zaken, Mark Rutte - is daar nog het een en ander bijgekomen. Iedereen die onder de nieuwe wet een uitkering aanvraagt, wordt namelijk onmiddellijk aan het werk gezet en is verplicht deel te nemen aan door de uitkerende gemeente - veelal onder de naam Work First - aangeboden werkverschaffingsprojecten, waarbij men in ruil voor een karige uitkering laagwaardige of zelfs volstrekt zinloze arbeid dient te verrichten (kleerhangers sorteren, papiertjes prikken, gordijnhaakjes aanzetten, schoffelen in het park). Het begrip 'passende arbeid' is dan ook afgeschaft. Hierdoor wordt nu elke vorm van arbeid als passend voor iedereen beschouwd. Dit alles in combinatie met een aangescherpt sanctiebeleid, waardoor bij onvoldoende medewerking de uitkering eerst wordt verlaagd en vervolgens soms zelfs volledig stopgezet.2


Arbeidsverdwazing

Deze praktijk van gedwongen tewerkstelling is een uitvloeisel van de neoliberale ideologie die de westerse wereld de afgelopen decennia heeft gedomineerd en geleid heeft tot wat men zou kunnen noemen een complete, algehele arbeidsverdwazing: de vrijwel alom gedeelde opvatting dat in de samenleving door iedereen zoveel en zo lang mogelijk en tegen iedere prijs betaalde arbeid moet worden verricht om de gevolgen van de onophoudelijk in het bewustzijn gemokerde bedreigingen van globalisering en vergrijzing het hoofd te kunnen bieden. Hierbij heeft de werking van de vrije markt de hoogste prioriteit, moet arbeid goedkoop en flexibel zijn en zijn sociale rechten ondergeschikt aan dit hogere doel. Een toestand die de Duitse Sozialwissenschaftlerin dr. Christa Sonnenfeld in haar artikel Aktive Arbeitsmarktpolitik heisst: Zwang deed verzuchten: "Arbeit um jeden Preis, dieses Motto überlagert inzwischen derart unsere menschliche Existenz, dass eine grundrechtliche Prüfung dringend geboten ist."
Het fenomeen gedwongen tewerkstelling van uitkeringsgerechtigden draagt bij aan de realisering van het wijd verbreide neoliberale arbeidsideaal. Door dwangarbeid te koppelen aan bijstandsuitkeringen kunnen minvermogende werkloze burgers met weinig kansen op de arbeidsmarkt onder de leuze 'Werk boven inkomen' toch productief gemaakt worden en anderen ervan worden afgeschrikt überhaupt nog een uitkering aan te vragen. Het is dan ook geen exclusief Nederlands verschijnsel. In bijvoorbeeld Duitsland (de Hartz IV-wet) en Engeland (de New Deal van Tony Blair) kent men vergelijkbare maatregelen.

Dwangarbeid

De invoering van feitelijke dwangarbeid voor uitkeringsgerechtigden in veel landen van de EU kent, naast deze algemene ideologische achtergrond, twee meer concrete inspiratiebronnen. In de eerste plaats is dat het Europese beleid op het punt van werkgelegenheid en sociale voorzieningen zoals dat in het jaar 2000 werd geformuleerd op de toppen van Lissabon en Nice. Hier werd afgesproken dat Europa "de meest concurrerende economie van de wereld in 2010" moest worden. Aanbevolen werd daarom een 'activerend' werkgelegenheidsbeleid te voeren, waarbij het aantal voorwaarden dat gesteld wordt aan het toekennen van uitkeringen voor wie werkloos, arbeidsongeschikt of oud is, drastisch wordt uitgebreid en in ruil daarvoor tegenprestaties worden verlangd, zoals bijvoorbeeld die, welke wordt aangeduid met de contradictio in terminis 'verplicht vrijwilligerswerk'. Concrete maatregelen worden echter door Europa overgelaten aan de nationale regeringen. Die hebben zich hierbij vervolgens in grote meerderheid vooral laten leiden door een tweede inspiratiebron: het Amerikaanse werkgelegenheidsbeleid onder Clinton, waarvan de staat Wisconsin, waar de Work First-projecten zijn bedacht, de meest uitgesproken exponent is. Deze staat heeft zich - hoewel haar resultaten voornamelijk gebaseerd zijn op bluf, aangezien de maatregelen er daar vooral toe geleid hebben dat het aantal werklozen zonder uitkering enorm is toegenomen - ontwikkeld tot een soort bedevaartsoord voor Europese, en ook Nederlandse beleidsmakers.

Newspeak

Opvallend bij de invoering van de nieuwe, van staatswege verordonneerde arbeidsdwang in Nederland en andere Europese landen is de ongelooflijk gemakkelijke en brede acceptatie ervan in de samenleving. Gemor onder de bevolking valt nauwelijks te horen, pers en media zwijgen er nagenoeg over, juristen houden hun kaken op elkaar, vakbonden organiseren geen stakingen. Zelfs de leiders van de sociaal-democratische partijen hebben zich bekeerd tot de neoliberale arbeidsdwang. Dit gebrek aan weerstand moet waarschijnlijk verklaard worden als het gevolg van een kennelijk uiterst succesvolle aanwending door de neoliberale lobby van allerlei ideologische manipulaties van de taal en het denken. Hiermee wordt de werkelijkheid van de arbeidsdwang - die associaties zou kunnen oproepen met de werkverschaffing in de crisisjaren en de Arbeitseinsatz onder de nazibezetting - door propaganda en retorische middelen als versluierende eufemismen en zelfs regelrechte newspeak verhuld of van een positieve lading voorzien. Een rotbaantje dat een uitkeringsgerechtigde onder dreiging van sancties wordt opgelegd, wordt bijvoorbeeld verkocht als 'deelname aan een Work First-project', een 'aanbod', een 'uitdaging', 'een nieuwe kans'. Men wordt niet onder dwang tewerk gesteld, maar 'uitgenodigd' om weer 'mee te doen'; de uitkeringsgerechtigden wordt 'perspectief' geboden, er wordt in hen 'geïnvesteerd'. Van de 'hangmat' die de uitkering was, wordt een 'trampoline' naar succesvolle reïntegratie in de arbeidmarkt voor werklozen gemaakt, in plaats van hen, zoals vroeger, 'af te schrijven' met een uitkering en 'achter de geraniums' te laten verkommeren. De sociale zekerheid wordt niet uitgekleed, maar op zodanige wijze 'hervormd' dat zij ook in de toekomst betaalbaar blijft ('toekomstbestendig' gemaakt). In werkelijkheid evenwel houdt het ministerie van Sociale Zaken, dat de samenleving via allerlei kanalen met dit soort propaganda overspoelt, zich ondertussen in de beste Orwelliaanse tradities3 juist bezig met asociale zaken. Hoe ver men bereid is te gaan met de invoering van deze 'nieuwspraak' bleek in 2005, toen premier Balkenende serieus voorstelde het adjectief 'werkloos' uit het vocabulaire te schrappen en te vervangen door de formulering 'tussen twee banen in', om eraan bij te dragen dat het begrip waarvoor het te schrappen woord staat zelfs niet meer gedacht kan worden.

Een andere succesvolle manipulatieve strategie is het aan het volk verkopen van dwangmaatregelen door een beroep te doen op het 'gezonde verstand', dat weinig opheeft met nadere reflectie, en door toevoeging van een flinke scheut populisme aan de maatregelen. Het is toch immers vanzelfsprekend dat voor een uitkering een tegenprestatie van de ontvanger mag worden verwacht! Wie daar bezwaar tegen maakt, is een klaploper, een profiteur, die misbruik maakt van door de hardwerkende belastingbetaler opgebrachte sociale voorzieningen en keihard moet worden aangepakt! Dat sommigen in dit verband durven te spreken van dwangarbeid is toch te gek voor woorden! Dat zijn praktijken die alleen de nazi's en de Sovjets erop na hielden, dat weet toch iedereen! Dat daarvan in onze democratische rechtsstaat sprake zou zijn is gewoon schandalige stemmingmakerij!

Repressie

Het gevolg van de inmiddels jarenlang gevolgde neoliberale aanpak, waarbij het ringeloren en koeioneren van uitkeringsgerechtigden onder het mom van een 'activerende aanpak' tot beleid is verheven en gemeente-ambtenaren van hogerhand wordt opgedragen deze improductievelingen het leven zo zuur mogelijk te maken, is inmiddels wél, zoals onlangs in het nieuws kwam, dat sociale diensten tegenwoordig dagelijks geconfronteerd worden met agressie. Op de begrijpelijke wanhoop en woede van de geringeloorden - men kan immers zelfs een hond niet altijd maar blijven sarren zonder risico op beten - hebben de autoriteiten echter maar één antwoord: nog meer repressie. Minister Guusje (PvdA) wil van nu af aan uitkeringsgerechtigden die zich hun hondse behandeling bij de sociale diensten niet gedwee laten welgevallen onmiddellijk in het cachot werpen en hun van hun laatste stuivers uitkeringsgeld beroven.
Maar succesvolle manipulatie, brede acceptatie en geslaagde repressie of niet: de vraagtekens die geplaatst kunnen worden bij de legitimiteit van de middelen die worden ingezet bij de verwezenlijking van het neoliberale arbeidsideaal kunnen niet zomaar worden uitgegomd. Zo staat in ons land de gedwongen tewerkstelling in het kader van bijstand niet alleen op gespannen voet met het in de grondwet verankerde recht op een vrije arbeidskeuze,4 ook is sprake van frictie met verschillende internationale mensenrechtenverdragen, waaronder artikel 4 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), waarin 'verplichte arbeid' wordt verboden.
 

Weggeredeneerd

Door vertegenwoordigers van de overheid wordt deze frictie weggeredeneerd: er zou hier geen sprake zijn van 'verplichte arbeid' in de zin van de mensenrechtenverdragen in kwestie. Een van de weinige plaatsen waar men deze ontkenning zwart op wit kan vinden, is een advies van de Raad van State van 17 oktober 2006: "Overigens is vaste uitleg dat arbeidsverplichtingen in het kader van bijstand of sociale verzekeringen niet gelden als verplichte arbeid. Bij de uitleg van deze bepaling speelt de definitie van verplichte arbeid in ILO-Conventie 29 een belangrijke rol."
Wat met de vage omschrijving 'vaste uitleg' wordt bedoeld, wordt door geraadpleegde deskundigen verschillend geïnterpreteerd. Waarschijnlijk moet hieronder worden verstaan: jurisprudentie van het Europese Hof. Deze is echter erg schaars waar het art. 4 EVRM betreft. Bovendien hebben deze weinige zaken (Van der Mussele versus België, Siliadin versus Frankrijk, waarin de definities van de International Labour Organisation inderdaad een grote rol spelen) geen betrekking op arbeidsverplichtingen in het kader van bijstand - daarover is nog nooit geprocedeerd. Feitelijk lijkt de Raad van State dus te verwijzen naar 'vaste uitleg' die helemaal niet bestaat en is de beoogde uitkomst van deze hogere juristerij dat in dit geval het mensenrechtenartikel moet worden opgevat als het tegendeel van wat er staat!
Om te kunnen spreken van gedwongen arbeid moet naar het oordeel van de Europese Commissie aan een tweetal voorwaarden zijn voldaan: "First, that the work or service is performed by the worker against his will and, secondly, that the requirement that the work or service be performed is unjust or oppressive or the work or service itself involves avoidable hardship" (Van Dijk/Van Hoof, Theory and Practice of the European Convention of Human Rights, 1998, p. 336).
Welnu, met het opleggen van een verplichting tot een vorm van arbeid waarmee een uitkeringsgerechtigde niet instemt en die een soort laagwaardig gevangeniswerk5 behelst, waarvan de uitvoering een psychische vernedering inhoudt, die des te dieper is naarmate het opleidingsniveau van de betrokkene hoger is, wordt aan beide voorwaarden voldaan (against his will, unjust or oppressive requirement). Het moeten ondergaan van een dergelijke psychische vernedering staat bovendien in schril contrast met de oorspronkelijke intentie van de bijstandswet, waarvan de toenmalige KVP-minister Klompé bij de introductie verklaarde dat het juist de bedoeling was dat men hierop zonodig 'met opgeheven hoofd' een beroep kon doen.

Onhoudbaar

De stelling die door sommigen wordt betrokken dat de uitkeringsgerechtigde niet verplicht is het aangeboden werk te aanvaarden, is onhoudbaar. Weigering leidt immers tot verlaging of stopzetting van de uitkering waardoor de bijstandsgerechtigde, die per definitie niet over eigen financiële middelen beschikt - juist om die reden doet hij een beroep op ondersteuning door de overheid - zonder of met zeer ontoereikende middelen van bestaan komt te zitten met als gevolg armoede, huisuitzetting, afhankelijkheid van particuliere liefdadigheid en dus aantasting van het grondrecht van de menselijke waardigheid, dat immers met name omvat "het fundamentele recht van eenieder op bestaansmiddelen en voorzieningen die voor hemzelf en zijn gezin toereikend zijn".
Opschorting van de uitkering is ook in strijd met art. 13 van het Europees Sociaal Handvest (ESH). Het Europese Comité inzake Sociale Rechten waarschuwde de Nederlandse regering in verband met de WWB in 2006 dan ook in de conclusies van zijn jaarlijkse rapport, dat 'reducing or suspending social assistance benefits is only compatible with the Charter (Handvest) if this does not deprive the individual concerned of means of subsistance (middelen van bestaan)'.
In gevallen waarin uitkeringsgerechtigden de zorg hebben voor kinderen is het Nederlandse beleid bovendien in strijd met het Internationale Verdrag inzake de Rechten van het Kind (IVRK), dat bepaalt dat dezen recht hebben op een levensstandaard die 'toereikend is voor de lichamelijke, geestelijke, intellectuele , zedelijke en maatschappelijke ontwikkeling van het kind'.6
Een met dwangarbeid geconfronteerde bijstandsgerechtigde kan in principe dus zo naar de rechter stappen7 en doorprocederen tot aan het Hof in Straatsburg toe. Het probleem is alleen dat hij, zodra hij de intimidatie van de uitkeringsambtenaren durft te trotseren, het risico loopt onmiddellijk van zijn uitkering te worden beroofd (over het bemoeilijken van de toegang tot het recht voor de burger gesproken!) en hij dus gedurende de tijd dat zijn procedure loopt, verstoken is van alle middelen van bestaan.
Waar blijft de juridisch geïnteresseerde weldoener die het slachtoffer van zoveel neoliberaal onrecht tijdens zijn procedure in zijn levensonderhoud wil voorzien?


1 Dit artikel verscheen eerder in het Katholiek Nieuwsblad. 
2 In de WWB wordt gesproken van het verlagen van de uitkering als sanctie op het niet nakomen van 'arbeidsverplichtingen', aangeduid met de term 'maatregel' Aangezien er echter geen landelijk genormeerd sanctiebeleid is, stelt elke gemeente haar eigen richtlijnen op. Zo verklaarden bijvoorbeeld B&W van de gemeente Leiden in 2004: "In het geval er sprake is van het weigeren van arbeid…acht het College een maatregel van 100% gerechtvaardigd." Volledige beëindiging van de uitkering dus.
3 Vgl. George Orwell, 1984, vert. H.C. Kool, A'dam, 1982, p.182: "Zelfs de namen van de vier Ministeries, waardoor wij geregeerd worden, demonstreren een soort van onbeschaamdheid in hun opzettelijke verdraaiing der feiten. Het Ministerie van Vrede houdt zich bezig met oorlog, het Ministerie van Waarheid met leugens, het Ministerie van Liefde met martelingen en het Ministerie van Overvloed met uithongering."
4 Vergelijk hetgeen de Maastrichtse hoogleraar sociaal verzekeringsrecht, Saskia Klosse, in haar oratie (2003) over de nieuwe bijstandsregels zei: "De vraag rijst…of de inbreuk die…wordt gemaakt op de vrijheid van arbeidskeuze grondwettelijk wel geoorloofd is."
5 Het werk dat veroordeelden als bijvoorbeeld taakstraf krijgen opgelegd is zelfs nog minder geestdodend dan dat waarmee uitkeringsgerechtigden onder de nieuwe bijstandswet worden geconfronteerd, vgl. Paul Bordewijk, 'Geen baan, geen inkomen', in: Sociaal bestek, 09-02-2006: "Werk dat mensen als taakstraf krijgen opgelegd is vaak afwisselender dan het werk dat in het kader van work first wordt aangeboden, en dat is verklaarbaar ook: de reclassering wil graag kunnen rapporteren dat taakstraffen worden afgemaakt, terwijl bij work first iedereen die gillend wegloopt eraan bijdraagt dat de [sociale] dienst zijn target haalt."
6 Vgl. Herre de Vries, 'Kinderen onder het bestaansminimum', in: Solidariteit, Webzine voor een strijdbare vakbeweging 29-04-2007.
7 Dat ook de uitvoerders van de nieuwe bijstandswet niet onaantastbaar zijn, bleek op 11 april jl., toen de Centrale Raad van Beroep (de hoogste rechterlijke instantie in Nederland op dit gebied), onder verwijzing naar eveneens een artikel van het EVRM, in hoger beroep bepaalde dat de gemeente Amsterdam - anders dan voormalig wethouder Aboutaleb, de huidige staatssecretaris van Sociale Zaken, had besloten - de uitkering van mensen in de bijstand niet zomaar mag stopzetten als de betrokkenen niet meewerken aan onaangekondigde huisbezoeken door controlerende ambtenaren, wanneer daarvoor geen aanleiding bestaat (zaak LJN BA 2436).
Een tweede interessante recente uitspraak, eveneens gedaan door de CRvB, is zaak LJN AZ 8403, waarin, kort samengevat, de rechter bepaalde, dat in geval van het niet nakomen van de 'arbeidsverplichting' de gemeente een bijstandsuitkering mag verlagen, maar niet stopzetten. Wat overigens bij een laag uitkeringsbedrag als dat van de WWB evengoed nog tot ernstige financiële problemen kan leiden voor de betrokkene, met bijvoorbeeld huisuitzetting als gevolg. Bovendien is deze uitspraak de uitkomst van een individuele bezwaar- en beroepsprocedure, waarvoor slechts zeer weinig uitkeringsgerechtigden de benodigde moed en energie zullen kunnen opbrengen. Consequenties voor de bijstandswet zelf volgen pas als ook de politiek gevolgen aan dergelijke uitspraken verbindt.
Tenslotte lijkt er voor fanatieke gemeenten toch nog een uitweg open te blijven door te kiezen voor een andere formulering van het beleid: geen 'stopzetting' van de uitkering, maar een 'verlaging' van 100 (of desnoods 99) procent (vgl. voetnoot 1).

vrijdag 25 januari 2013

Tom Poes en de Meedoeners



gepubliceerd 2007


Toen Wim Kok in 1994 minister-president van Nederland werd, koos hij als slogan 'Werk, werk en nog eens werk!' Werkloosheid werd als de grootste vloek van het land bestempeld en alles moest op alles worden gezet om banen te scheppen. Daarenboven moesten meer vrouwen carrière gaan maken.

Deze nadruk op het belang van werk had bijna tien jaar geduurd toen Nederland - ondertussen nijverder dan een mierenhoop geworden en veranderd in één grote file - onder het bewind kwam van Jan Peter Balkenende en zijn neoconservatieve vrienden en de druk in de hoog-workaholische atmosfeer nog verder werd opgevoerd als gevolg van de wens van de nieuwe regering de Nederlandse verzorgingsstaat drastisch te 'hervormen' en diep te snijden in de uitgaven voor sociale zekerheid.

Nu werd de obsessie met werk compleet: hoewel Nederland zo rijk was als een olie-emiraat, zou het volgens het nieuwe kabinet door de ophanden zijnde vergrijzing en de concurrentie uit verre oorden geconfronteerd worden met de ergste crisis aller tijden. Derhalve diende iedereen onverwijld de handen uit de mouwen te steken om de dreigende ondergang af te wenden. Zelfs de arbeidskracht van moeders met kleine kinderen, ouden van dagen en zieken kon in deze moeilijke tijden niet worden gemist. 'Meedoen' werd dit participeren in de algehele arbeidsverdwazing door de premier en de zijnen genoemd. Wie dat niet goedschiks wilde, moest het maar kwaadschiks.

Mensen die afhankelijk waren van een sociale uitkering dienden te reïntegreren in de arbeidsmarkt, onafhankelijk van de vraag hoe groot hun kans op het vinden van werk was. Wie geen echte baan kon vinden, werd gedwongen in het park te gaan schoffelen of kleerhangers te sorteren, iets waartoe in pre-arbeidsverdwaasde dagen zelfs gedetineerden niet werden verplicht. De heilzaamheid van - zelfs de meest geestdodende vorm van - werk werd tot dogma verheven. Eerst alleen door rechts, later ook - en soms met nog meer fanatisme - door links. Ambtenaren en bestuurders werden bevangen door een modieus streven niet-werkenden het leven zo zuur mogelijk te maken. Feitelijk werd onder nieuwe namen in 'newspeak' dwangarbeid ingevoerd voor bijstandsgerechtigden. Dat bijgevolg de mensenrechten werden geschonden kon niemand iets schelen. De machthebbers drukten hun wil door met bluf en intimidatie. Bij beroepsprocedures werden de improductievelingen door de bestuursrechter steevast in het ongelijk gesteld. Andere juristen hielden hun mond.

Tegelijkertijd werd het begrip 'passende arbeid' uit het vocabulaire van de arbeidsbureaus geschrapt: van nu af aan diende elke vorm van werk als passend voor iedereen te worden beschouwd. Op alle mogelijke manieren werd duidelijk gemaakt dat het voortaan niemand meer - met uitzondering van de puisant rijken - werd toegestaan in Nederland te leven zonder op enigerlei wijze bij te dragen aan de productiviteit. Wie na afwezigheid van enige tijd vanuit het buitenland naar Nederland terugkeerde, waande zich te zijn terechtgekomen in een nog onbekend Bommelverhaal: 'Tom Poes en de Meedoeners', waarin de inwoners van Rommeldam plotseling van overheidswege was opgedragen zoveel en zolang mogelijk 'mee te doen' in het arbeidsproces en ook heer Bommel, Terpen Tijn en Wammes Waggel zich – uiteraard met rampzalige gevolgen - productieve burgers dienden te betonen.

Degenen die eerder niet tot werken in staat waren bevonden, werden nogmaals onderworpen aan een medisch onderzoek op basis van nieuwe criteria, geschikt bevonden voor arbeid en geheel of gedeeltelijk beroofd van hun inkomen. Ze moesten hun huis verkopen en zich opmaken voor de goot. Vrijwel geen van de dokters aan wie de 'keuringen' werden opgedragen had de moed de medische ethiek te verdedigen. De vakbonden stemden in met dit regeringsbeleid. Ondanks alle maatschappelijke onrust bleef het in de media stil als op een ondergesneeuwd kerkhof, evenals in de publieke opinie. Solidariteit met de zieken bleek afgeschaft. Dit was het land van 'IJzeren Rita' en de nazistische euthanasiewetgeving.

Enige tijd geleden verklaarden enkele bestuurders en 'zorgmanagers' in de provincie Friesland dat patiënten uit hun plaatselijke gekkenhuis in het vervolg gedwongen te werk zullen worden gesteld. Op ongeveer hetzelfde moment introduceerde Jan Peter Balkenende een nieuwe slogan, althans een die hij geplagieerd had van de copywriters van de Amerikaanse staat Wisconsin, de bakermat van een vorm van dwangarbeid die bekend staat onder de naam Work First. Deze slogan luidt 'Nederland werkt' ('Wisconsin works').

De nieuwe SER-voorzitter Rinnooy Kan betoonde zich onlangs in het economiekatern van de NRC al niet minder tevreden over de thans bereikte mate van 'meedoen'. 'Dit is nog nooit vertoond' merkte hij juichend op over de grote eenstemmigheid onder werkgevers en werknemers over het plan de arbeidsverdwazing nog verder op te voeren: 'Deze participatiedoelstelling is uniek. Het is nog nooit eerder vertoond dat werkgevers en werknemers samen kiezen voor zo'n ambitieuze doelstelling. Ik denk dat we, als we dit uitvoeren, uitkomen op het niveau van de huidige Zweedse cijfers, of zelfs daarboven. En de Zweden zijn wereldkampioen participatie.'

De enige verdere stap op dit pad van werkgerelateerde waanzin die men nu nog kan zetten is overledenen op te graven en na een douchebeurt en een korte opfriscursus te dwingen te reïntegreren in de arbeidsmarkt. In Den Haag verzint immers geen wakkere Tom Poes een list.