zaterdag 2 februari 2013

Pleidooi voor een dictatuur van de meerderheid

Oorspronkelijk verschenen in december 2010 in het Katholiek Nieuwsblad en op Indymedia

Sinds het aan de macht komen van het, door de proletenpartij van Wilders gedoogde, uiterst rechtse kabinet Rutte in Nederland generen toejuichers van deze ontwikkeling zich er niet meer voor onder veel nationalistische retoriek te pleiten voor het afschaffen van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens en zo de rechtsstaat om zeep te helpen.

Hoewel ook onder de neoliberale kabinetten Balkenende de Nederlandse wetgever blijk gaf van minachting voor internationale verdragen, poogde men in die tijd naar buiten toe nog een zekere schijn van fatsoen op te houden. Men voerde weliswaar uit bezuinigings- en ideologische motieven wetten in – vooral op het gebied van de sociale zekerheid, maar ook waar het gold het asielrecht, het privacyrecht en het oorlogsrecht – die in strijd waren met internationale verdragen, maar veinsde zich hiervan niet bewust te zijn. In werkelijkheid wist men natuurlijk heel goed dat de kans bestond dat dit soort rammelende, en feitelijk zelfs inconstitutionele wetgeving – artikel 94 van de Grondwet bepaalt immers dat alle wetgeving aan het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) moet worden getoetst – ooit zou moeten worden teruggedraaid, maar ook dat het jaren kon duren voor deze Europese toetsing zou plaatsvinden, als het daarvan überhaupt ooit zou komen, en de ondeugdelijke wetgeving tot die tijd gewoon van kracht zou blijven en men er tot dat moment naar hartenlust op los kon bezuinigen.

Sinds het aantreden van het door de canaillepartij van Wilders gedoogde kabinet Rutte is het uit met deze hypocrisie en is openlijk de aanval ingezet op (vermoedelijk om mee te beginnen) het Europese Hof voor de Rechten van de Mens in Straatsburg, dat na de gruwelen van WOII werd opgericht om te voorkomen dat de grondrechten nog langer uitsluitend zouden zijn toevertrouwd aan de nationale staten. De toejuichers van de nieuwe rechtse lente in Nederland tonen nu onbeschaamd hun ware fascistoïde gelaat. Zo ook rechtenpromovendus Baudet afgelopen zaterdag in de NRC (Opinie & Debat, 13 november), waarin hij de stelling poneert dat het Europese Hof zijn oorspronkelijke taak van ultieme controle op misbruik van staatsmacht heeft opgerekt om al het bestaande nationale recht aan zijn eigen opvattingen te toetsen, en daarmee het recht van de lidstaten van het EVRM ‘zomaar aan de hand van allerlei vage beginselen (bedoeld worden de grondrechten, LvO) door een stel buitenlandse rechters van tafel veegt’ en zo een ernstige inbreuk vormt op de democratie. Hij roept dan ook op serieus te overwegen het Hof, als het zijn koers niet drastisch wijzigt, maar op te heffen, een opvatting waarvoor ook bij een van de huidige coalitiepartners wel sympathie lijkt te bestaan.
Men zou natuurlijk hartelijk kunnen lachen om zo’n brallerig rechts, van alle realiteitszin verstoken voorstel. Ik refereerde reeds aan het feit dat in onze ‘eigen, nationale’ grondwet is vastgelegd dat internationale verdragen voorrang hebben op de nationale wetten en regels. Toch lijkt het mij goed in deze tijden van populistisch simplisme, waarin bedenkelijke uitlatingen voor electoraal succes zorgen, krachtig op dergelijke geluiden te reageren.

Het grootste probleem met het betoog van de heer Baudet, en ook merkwaardig gezien zijn juridische achtergrond, is het ontbreken daarin van enige notie van het begrip ‘rechtsstaat’ in relatie met het begrip ‘democratie’ waarover Baudet zich wél uitlaat, en wel in die zin dat daarop een inbreuk wordt gemaakt door het Europese Hof. Een concrete steen des aanstoots wordt daarbij gevormd door een uitspraak van het Hof dat Nederland een Somalische asielzoeker niet mag uitzetten ‘omdat uitzetting in de opvatting van het Hof schending van zijn recht om niet gemarteld te worden zou betekenen’ en hier dus ‘wordt ingegrepen in ons nationale immigratiebeleid, tot stand gekomen na uitvoerig publiek debat en gesanctioneerd door het democratisch gekozen parlement’.

Deze passage legt het probleem haarscherp bloot. In een rechtsstaat worden de burgers tegen de macht van de overheid beschermd door wetten, die, wanneer zich een conflict voordoet, geïnterpreteerd worden door onafhankelijke rechters. Een democratie hoeft – hoewel de begrippen democratie en rechtsstaat vaak door elkaar worden gebruikt – niet per definitie een rechtsstaat te zijn. Dat is alleen het geval in een democratische rechtsstaat, de staatsvorm waarover ook Vande Lanotte schrijft in zijn Handboek EVRM: ‘Democratie impliceert echter niet dat de mening van de meerderheid altijd dient te primeren: er dient een evenwicht gevonden te worden welke een eerlijke en passende of rechtmatige behandeling van minderheden verzekert en misbruik van de dominante positie vermijdt’( J. Vande Lanotte/Y. Haeck, Handboek EVRM, dl. 1, Antwerpen-Oxford, 2005, p. 200). Baudet beseft kennelijk niet of kan het niet schelen dat het EVRM zozeer het fundament vormt van onze rechtsstaat, dat zelfs een democratische meerderheid zich bij haar beginselen dient neer te leggen, en wil de democratische rechtstaat vervangen door een dictatuur van de meerderheid en zo de poorten van de barbarij wijd openzetten en bijvoorbeeld asielzoekers als een wrede meerderheid daarin geen probleem ziet gewoon in het land van herkomst laten martelen.

Dat een dergelijk voorstel tot opheffing van het Europese Hof afkomstig is van een jurist uit Nederland, dat met Finland het enige land van de EU is waar de nationale rechters wetten ook al niet mogen toetsen aan de grondwet en Europese controle op de nationale wetgeving dus nog veel dringender gewenst is dan elders, maar zich anderzijds met Den Haag wel wil profileren als internationale hoofdstad van het recht, maakt het allemaal nog veel zotter.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten