donderdag 16 juni 2016

Voor fraude veroordeelde wethouder weigert hulp terug te geven



De Gelderse gemeente Voorst is een van de vele gemeenten die, naar in mei van dit jaar bekend werd, fors geld heeft overgehouden aan de decentralisatie van overheidstaken in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo), waaruit onder andere de huishoudelijke hulp aan oudere en gehandicapte burgers wordt bekostigd. Deze zijn sinds vorig jaar immers van het rijk, onder toepassing van stevige bezuinigingen, overgedragen aan de gemeenten, die zelf ook flink het mes hebben gezet in het aantal uren hulp dat burgers nog krijgen toegewezen.

De nieuwe Wmo-taken hebben ook de gemeente Voorst, zo meldde de regionale krant de Stentor op 23 mei, ‘geen windeieren gelegd’. De gemeente hield hieraan 886.000 euro over.

Vervelend voor de gemeente is alleen, dat zij op een zodanige wijze gesneden heeft in het aantal eerder toegekende uren hulp - elke zorgontvanger moest een derde van zijn aantal uren inleven - dat dit juridisch niet door de beugel kan, en de gemeente deze uren moet teruggeven. Aldus immers de Centrale Raad van Beroep (CRvB), de hoogste rechterlijke instantie op dit gebied, op 18 mei jl. (ik vat samen): het korten op huishoudelijke hulp dient te berusten op objectieve criteria uit deugdelijk en onafhankelijk onderzoek en zonodig moet passend maatwerk worden geboden.

Dat dit in Voorst niet is gebeurd - daar is immers iedereen met een derde gekort -  maakt volgens de wethouder, Wim Vrijhoef  (D66), eerder wethouder en fractievoorzitter in Nijmegen en landelijk partijvoorzitter van D66, niet uit en aanpassingen zijn volgens hem niet nodig. 

Wethouder Vrijhoef van Voorst
In de Stentor van 14 juni verklaarde wethouder Vrijhoef: "Wie geen bezwaar maakte, ging akkoord met de korting. Daarmee hebben we dus een maatwerkoplossing geboden en geen algemene voorziening - die van de Raad niet mag." Een logica waarmee de wethouder niet alleen de wet en de uitspraak van de hoogste rechter aan zijn laars lapt, maar die ook rechtstreeks uit Alice in Wonderland lijkt te komen.


De hulpbehoevende burgers van Voorst zullen het dus moeten blijven doen met  hun uitgeklede zorg. Pikant hierbij is dat de wethouder die hen van de hulp waarop zij recht hebben berooft, Wim Vrijhoef, zo meldde de NOS op 23-4-14 onder de kop Ophef om strafblad D66-wethouder, eerder veroordeeld is tot een celstraf vanwege fraude met gemeenschapsgeld, waarbij hij als directeur van de Gelderse Ontwikkelingsmaatschappij 600.000 euro in eigen zak had gestoken.*

Het plaatselijke college van B&W, bestaande uit CDA, D66 en het lokale Gemeente Belangen, zag in het strafblad van een fraudeur met gemeenschapsgeld, die opnieuw de beschikking zou krijgen over publiek geld, kennelijk geen beletsel voor een wethouderspost in Voorst. 

* http://nos.nl/artikel/639340-ophef-om-strafblad-d66-wethouder.html


Zie ook de website Foute Politici:

http://www.foute-politici.nl/2014/10/wim-vrijhoef-d66.html

 

vrijdag 10 juni 2016

Dwangarbeid voor uitkeringsgerechtigden: ‘nieuwe burgerlijke verplichting’ Een slechte smoes


De werkelijkheid is lang en grondig verdrongen, maar zij heeft inmiddels toch zelfs de burelen bereikt van Wegener’s Couranten Bedrijf, de vader veler sufferdjes in dit land, al plaatsen die de term nog tussen aanhalingstekens: Nederlandse bijstandsontvangers worden al jaren geconfronteerd met gedwongen tewerkstelling en daarover ontstaat steeds grotere onvrede. Of, in de woorden van  bijvoorbeeld BN De Stem, De Gelderlander en De Stentor van 5 juni jl.: ‘Groeiende kritiek op “dwangarbeid” steuntrekkers’.
De dwangarbeid waarop gedoeld wordt is de zogenaamde ‘tegenprestatie’ die bijstandsgerechtigden door Rutte II geacht worden te leveren in ruil voor hun uitkering, maar die is in feite een aanscherping is van het beleid van de door Mark Rutte reeds in zijn hoedanigheid van staatssecretaris voorbereide Wet Werk en Bijstand (WWB), die al in 2004 van kracht is geworden.

Op 5 juni werd daartegen voor het eerst in Den Haag geprotesteerd door bijstandsgerechtigden, vakbonden en belangenbehartigers als de Bijstandsbond en het Comité Dwangarbeid Nee. Dit naar aanleiding van het debat dat die dag in de Tweede Kamer werd gehouden met staatssecretaris Klijnsma (PvdA) van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over de ‘tegenprestatie’ die mensen in de bijstand tegenwoordig moeten verrichten.

Opmerkelijk hierbij is dat door deze demonstranten wel steeds gesproken wordt over het misbruik van bijstandsontvangers dat gepaard gaat met deze gedwongen tewerkstelling (de uitbuiting die plaatsvindt door ze voor hun uitkering te laten werken en geen loon te betalen, de verdringing op de arbeidsmarkt die daarvan het gevolg is, de vernedering die ze zich moeten laten welgevallen, de willekeur die daarbij plaatsvindt en de erbarmelijke werkomstandigheden), en dat natuurlijk ook zeer onwenselijk is, maar niet of vrijwel niet over de kern van de zaak, namelijk het feit dat er in Nederland al bijna tien jaar weer, net als in de jaren dertig van de vorige eeuw, een praktijk van gedwongen tewerkstelling voor werklozen bestaat, die in strijd is met internationale mensenrechtenverdragen.

Veelal lijkt men van mening dat indien er een normale beloning tegenover de ‘tegenprestatie’ zou staan, deze niet langer dan 3 maanden zou duren, zij van beperkte omvang zou zijn, er gelet zou worden op persoonlijke omstandigheden en er geen sprake zou zijn van willekeur, gedwongen arbeid voor bijstandsontvangers wel acceptabel is.

De eenvoudige waarheid - die dankzij succesvolle neoliberale indoctrinatie klaarblijkelijk niemand meer beseft - is, dat verplichte arbeid, en daarmee ook het hele idee van die ‘tegenprestatie’, simpelweg verdragsrechtelijk verboden is, ook al zou zij niet lang duren, niet vernederend zijn en zou er wel een normaal loon voor worden betaald. Een staat die mensenrechtenverdragen heeft geratificeerd is nu eenmaal verplicht een bijstandsuitkering als laatste sociaal vangnet onder haar armlastige burgers gespannen te houden, zonder daarvoor iets terug te eisen.

In de aanloop naar het debat met de staatssecretaris heeft alleen SP-Kamerlid Karabulut op 2 april - na een bijna tienjarig jubileum van dwangarbeid in het huidige Nederland! - een Kamervraag gesteld waarin op deze kwestie wordt ingegaan: “Hoe verhoudt de tegenprestatie in de bijstand zich tot artikel 4 EVRM (verbod van slavernij en dwangarbeid) en het ILO-verdrag nr. 29 (gedwongen arbeid (EVRM: Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens, ILO: International Labour Organisation)?”

In haar antwoord van 23 april herhaalt de staatssecretaris letterlijk het verweer van haar voorganger De Krom (VVD) in zijn zogenaamde ‘Nader rapport’ van 14 juni 2011 op de kritiek van de Raad van State in zijn advies over wat toen nog een wetsvoorstel was: de ‘tegenprestatie’ is ‘een nieuwe burgerlijke verplichting’ die valt onder de ‘normale burgerplichten’ waarvoor de internationale verdragen een uitzondering maken en zou daarom geen ‘gedwongen arbeid’ zijn in de zin van die verdragen.

Ik kan slechts herhalen wat ik naar aanleiding van het antwoord van de De Krom ook al heb opgemerkt: een ‘nieuwe burgerlijke verplichting’ is per definitie iets anders dan een ‘normale burgerplicht’, die immers niet net nieuw bedacht is om de wet te kunnen aanscherpen, maar iets dat traditioneel zo gezien wordt. Van het verplicht verrichten van (veelal geestdodende) onbetaalde arbeid valt moeilijk vol te houden dat het, zoals bijvoorbeeld  het ’s winters sneeuwvrij houden van je eigen stoepje, een ‘normale burgerplicht’ is, die ook de bakker, de slager en de administratief medewerker kan worden opgelegd. Waar van werk sprake is, komt immers het arbeidsrecht om de hoek kijken.

Twee opeenvolgende staatssecretarissen sturen de steller van een simpele vraag met hetzelfde kluitje in hetzelfde riet. Die ‘nieuwe burgerlijke verplichting’ is een slechte smoes.


Artikel verschenen op Konfrontatie Digitaal (22-6-2013) en The Post Online (24-6-2013). Vergeten hier eerder te plaatsen.