maandag 4 februari 2013

Een stiekeme staatsgreep

Gepubliceerd 22-7-2010 Katholiek Nieuwsblad


Het maakt niet meer uit welke regering er aan de macht komt, want alle partijen volgen de neoliberale hervormingsagenda. De democratie is uitgehold, als kiezer heb je geen keuze meer.

De inmiddels reeds overleden Limburgse sociaaldemocraat Thijs Wöltgens constateerde het al in een Volkskrantartikel in 2006. In het weekend van 3 en 4 juli bevestigde de Nederlandse ex-minister van Sociale Zaken, momenteel plaatsvervangend secretaris- generaal van de OESO, Aart Jan de Geus het, waarschijnlijk ongewild, in een interview in NRC-Handelsblad: het neoliberalisme heeft de democratie uitgehold: het maakt niet meer uit welke regering er aan de macht is. Vrijwel alle partijen hebben zich immers tot de neoliberale hervormingsagenda bekeerd en zijn, ook na de voornamelijk door dit geloof zelf veroorzaakte economische crisis, nog steeds overtuigd van de ‘noodzaak’ tot aanpassing aan de eisen van de wereldmarkt, die zich daarmee heeft ontwikkeld tot een complete - en ook nog resistente - dictatuur.

Deze ‘noodzaak’ is echter niet zozeer een objectief gegeven als wel een geloofsartikel van het neoliberalisme, een axioma waarover zelfs in pers en media geen discussie mogelijk is, een nieuw taboe dat vrijwel niemand durft doorbreken en de straf waarop dan ook niet mals is. Zie het lot van de SP, de enige partij van enige omvang in Nederland die geen (of althans een nauwelijks) neoliberaal programma heeft. Zij werd en wordt zowel nu als bij de vorige kabinetsformatie, hoewel het aantal op haar uitgebrachte stemmen daartoe geenszins aanleiding geeft, gemeden als een leproos en steevast beticht van populisme en extremisme, terwijl haar standpunten geen andere zijn dan die van welke fatsoenlijke sociaaldemocratische partij dan ook van voor de ideologische verenpluk bij de aanvang van de algehele neoliberale verdwazing.

Naast het feit dat de leiders van de westerse landen de neoliberale aanpassingsdwang, zoals Wöltgens al constateerde, sterk verinnerlijkt hebben, worden zij geregeld geconfronteerd met de aanbevelingen van gezaghebbend verklaarde instanties als het CPB en de OESO, de in Parijs gevestigde Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling, die oorspronkelijk tot doel had te helpen bij het uitvoeren van het Marshallplan voor de wederopbouw van Europa na de Tweede Wereldoorlog, maar zich  uiteindelijk ontpopte als een bolwerk van waaruit de neoliberale globalisering wordt gepromoot.

Na zijn functie als minister van Sociale Zaken[1] in de eerste kabinetten Balkenende werd Aart Jan de Geus voor zijn feitelijke afschaffing van de arbeidsongeschiktheidswetgeving en verdere ‘hervorming’ van vrijwel alle sociale wetten in Nederland beloond met een hoge post bij deze organisatie (zoals gezegd: plaatsvervangend secretaris-generaal, verantwoordelijk voor de portefeuille hervormingsbeleid). In het genoemde interview bevestigt hij volmondig dat de politieke kleur niet meer uitmaakt voor de speelruimte van Europese regeringen. Men kan bezuinigingen wat meer of minder snel doorvoeren en hier en daar een accentje wat anders leggen, maar daarmee houdt het dan ook op: ‘uiteindelijk staat elke regering voor dezelfde onvermijdelijke hervormingen’. Of zoals Wöltgens het zei: ‘Hooguit de modaliteiten vormen nog een onderwerp van gesprek.’ Democratie is bij die ‘onvermijdelijke hervormingen’ eigenlijk een belemmering geworden. ‘Leiders’ zouden volgens De Geus dan ook ‘moeten regeren of er geen verkiezingen meer kwamen…’ Bovendien: ‘protesten en impopulariteit horen erbij.’ 

Onder normale omstandigheden zou zich voor de neoliberale leiders hier een probleem voordoen. Leiders die zich niets van protesten en impopulariteit onder de bevolking aantrekken, worden immers niet herkozen en kunnen hun missie niet voltooien. Onder dit neoliberale bewind heeft de bevolking bij verkiezingen echter geen alternatief. Alle partijen zijn immers in meerdere of mindere mate neoliberaal geworden. Wisseling van de wacht biedt dus geen soelaas. Feitelijk heeft er een stiekeme staatsgreep plaatsgevonden. Waarna dus de genoemde dictatuur van de markt werd ingesteld met haar verwoestende effecten op de samenleving: (ik parafraseer Wöltgens) grotere inkomensongelijkheid, nieuwe armoede, geringere aanspraak op voorzieningen, drastische vermindering van de solidariteit, ongastvrijheid jegens vluchtelingen, toenemende politieke desinteresse onder de kiezers die instinctief voelen dat voor hun regering haar reputatie tegenover mondiale financiële instellingen zwaarder weegt dan haar betrouwbaarheid tegenover hen.

Is de situatie dan volstrekt uitzichtloos, zal de lezer zich afvragen. In zekere zin: ja. Noordwest-Europa is volkomen neoliberaal dichtgetimmerd. Daar gloort voorlopig geen hoop. Gelukkig hebben we echter nog Frankrijk en de VS. Sinds het uitbreken van de financiële crisis verzet Frankrijk zich tegen de neoliberale invulling van ‘het project Europa’, dat in zijn ogen moet worden teruggedraaid, en is men daar van mening dat de politiek weer greep moet krijgen op de ongebreidelde globalisering. In zijn kritiek op de in zijn optiek disproportionele bezuinigingen van landen als Duitsland en Nederland wordt Frankrijk bijgevallen door de Amerikaanse president Obama, die vindt dat de economie langer gestimuleerd moet worden in plaats van afgeknepen met rigoureuze bezuinigingen, maar van Europese kant juist verweten wordt ‘te Keynesiaans te redeneren’.

Hoelang de bevrijding van Nederland van zijn neoliberale bezetting nog gaat duren, valt moeilijk te voorspellen. Het zal in ieder geval niet van vandaag op morgen zijn. Daarvoor zijn er teveel streberige De Geusjes.


[1] Op het Orwelliaanse karakter van deze aanduiding voor deze persoon in deze functie heb ik reeds eerder gewezen, zie het artikel ‘Kleerhangers sorteren of creperen’ in het Katholiek Nieuwsblad van 7 mei 2007 (link).

Geen opmerkingen:

Een reactie posten