Dit artikel is voor het eerst, in de oorspronkelijke versie, verschenen op de website van de Stichting BAM (Bescherming Akoestisch Milieu) en vervolgens, met enige aanpassingen en onder de titel "Wat uit kinderkeeltjes komt is altijd goed', in NRC-Handelsblad van 28-9-2009, waarop een hevige discussie ontstond.
Vastgesteld is dat op een gemiddeld Nederlands schoolplein het geluidsvolume het maximaal toegestane decibellage met tien procent overschrijdt. Dit betekent dat onderwijzend personeel in feite wettelijk verplicht is om dezelfde geluidsdempers op de oren te dragen als mensen die met een drilboor werken, of op Schiphol. Thomas Rosenboom, Denkend aan Holland.
De ongelukkige die in Nederland het lot getroffen heeft, zoals schrijver dezes, naast een school te wonen en die het waagt zich te beklagen over de almaar toenemende overlast afkomstig van het geschreeuw en gegil op de daarbij gelegen speelpleinen, wordt weggezet als een zeur, c.q. ‘zeikerd’, c.q. querulant. Kinderen zijn immers per definitie schattig, hoeveel kabaal ze ook produceren en hoe ongemanierd ze ook zijn. En geen groter genoegen voor de gemiddelde Nederlander dan zijn eigen ‘zelfzuchtige genen’ op en buiten het eigen erf te horen krijsen.
Zelfs je eigen, door de overlast blijkbaar reeds geheel afgestompte, want herriebestendige, buren reageren in zo’n geval vaak: "Als je niet tegen het geluid kunt dat die lieve kindjes maken die daar zo schattig spelen met elkaar, had je maar niet naast een school moeten gaan wonen. Ga verhuizen! En trouwens: een fatsoenlijke hardwerkende Nederlander is overdag niet thuis en heeft er dus ook geen last van. En de lamstraal die desondanks toch thuis is, hoeft toch overdag zeker niet te slapen?" Overigens ben ík niet naast de school gaan wonen, maar heeft de school zich naast mijn woning gevestigd. En als de verdere bewoners van de buurt waarin je woont er lucht van krijgen dat je een juridische procedure gestart bent tegen de herrie van de school, groeten ze je nooit meer en sporen ze hun kinderen aan je uit te schelden en eieren en stenen tegen (of door) je ruiten te gooien.
Tot zover deze beknopte schets van de hedendaagse vaderlandse omgangsvormen. Feit is dat de geluidshinder afkomstig van schoolpleinen wel degelijk enorm is toegenomen. Niet alleen zijn Nederlandse scholen de afgelopen decennia steeds groter geworden door de samenvoeging van kleuter- en basisonderwijs, het beleid van opheffen van kleine scholen en het aanmoedigen van fusies. Ook het traditionele speelkwartier waarbij kinderen -mede met het oog op de overlast voor omwonenden- eenmaal daags gedurende een beperkte tijd buiten speelden, is iets van vroeger geworden. Schoolklassen hebben nu ieder op een verschillend tijdstip een eigen speelpauze, zodat er nu de hele dag door kinderen buiten spelen en het de hele dag door ‘speelkwartier’ is. Evenmin bevorderlijk voor de rust rond scholen is het feit dat een aanzienlijk deel van de kinderen viermaal daags vlak voor school wordt afgezet en opgehaald met niet zelden van disco-dreunen bonkende automobielen (bij voorkeur SUV’s en Hummers) die de omringende straten langdurig onveilig maken en verstoppen.
Daarnaast kennen we sinds enige tijd de voor scholen verplichte voor-, na- en tussenschoolse opvang, waardoor het geschreeuw nu van half acht ’s morgens non-stop tot half zeven ’s avonds doorgaat.
Waarna het schoolplein in bezit genomen wordt door joelmuilen en hangjongeren uit de buurt en van ver daarbuiten. (Verzoeken aan de politie om handhavend op te treden op grond van het op het schoolplein geldende, door de bekende blauwe bordjes aangegeven toegangsverbod, worden meewarig weggewuifd op het regionale call-center dat je tegenwoordig moet bellen als je een poging wilt doen de wijkagent te spreken te krijgen).
En alsof dit alles niet reeds zou volstaan om omwonenden van scholen horendol te maken, zijn de kinderen in de loop der jaren ook nog steeds luidruchtiger geworden. Ze lijken niet meer te kunnen spelen zonder aan een stuk door te gillen en in een voortdurende razernij van rennen, slaan en schoppen te verkeren. Een ontwikkeling, waarvoor filosofe Paula Kuitenbrouwer vorig jaar op 15 juli in NRC Handelsblad wel een plausibele verklaring had. Doordat ‘socialisering’ in grote groepen in kinderdagverblijven en op scholen kritiekloos als de beste vorm van opvoeding wordt beschouwd, hebben kinderen al vanaf zeer jonge leeftijd alleen leeftijdgenootjes en vaak nauwelijks volwassen leidsters als rolmodellen. In een dergelijke omgeving, waarin ze door het massale karakter ervan, onze hectische en volle samenleving reeds zeer vroeg ervaren, zijn ze voortdurend in de weer met klasgenootjes en krijgen ze geen moment rust, zodat het geen wonder is dat ze aan gedragsstoornissen gaan lijden. Zo’n systeem van kinderopvang is wel handig voor hun op werk gefixeerde ouders, maar de kinderen zelf worden er niet socialer van. Meer rustige uren in huiselijke kring en selectiever omgang met vriendjes is beter voor de ontwikkeling, aldus mevrouw Kuitenbrouwer. Maar in het ouderlijk huis zegt slechts de muis ‘piep’ in het voorhuis.
Gelukkig bestaat er op Europees niveau aandacht voor de geluidsoverlast veroorzaakt door kinderen, zoals bleek uit de in 2005 gestarte Europese campagne Stop that noise! van Eurocommissaris Spidla, waarbij ook nadrukkelijk werd ingegaan op het probleem van het kinderkabaal, en uit de nieuwe Europese normen voor geluidsoverlast, waarin gesteld wordt dat het aantal decibellen in scholen en kinderdagverblijven en op schoolpleinen de 87 niet mag overschrijden.
Geheel in strijd met dit Europese besef is echter het populistische geluid dat de Nederlandse milieuminister Cramer liet horen, die volgens het Nederlands Dagblad van 20 november 2008 verklaarde: "Kinderen moeten in het speelkwartier op het schoolplein naar hartelust kunnen schreeuwen. Als regels tegen geluidshinder dat onmogelijk maken, moeten die worden aangepast." Gesteund door een Kamermeerderheid wijzigde zij dan ook eerder dit jaar het zgn. Activiteitenbesluit: zelfs schoolpleinen die geheel door woningen worden omsloten hoeven niets meer te doen aan geluidsoverlast die veroorzaakt wordt door spelende kinderen. Met omwonenden van scholen, die numeriek natuurlijk te onbeduidend zijn om electoraal enig gewicht in de schaal te leggen, hoeven scholen en kinderdagverblijven dus totaal geen rekening meer te houden. Deze elementaire vorm van fatsoen hoef je van de overheid blijkbaar niet meer ‘te doen’- zelfs niet als kinderen daarvan getuige zijn, die toch het goede voorbeeld zouden moeten krijgen.
Kunnen getergde omwonenden dan niet bij de rechter aanvoeren dat het Nederlandse beleid in strijd is met Europese normen? Nee: de Europese normen zien slechts op arbeidsomstandigheden en hebben alleen tot doel om het gehoor van werknemers, in dit geval dus de juffen en meesters van de scholen, te beschermen. Omwonenden vallen daar niet onder.
Misschien echter zou de geluidsterreur waaronder zij te lijden hebben via de omweg van de Arbowetgeving toch ook kunnen worden aangepakt. Als het gehoor van de onderwijsgevenden van een school beschermd wordt, profiteren de omwonenden daar immers ook van. Het probleem bij deze aanpak is echter - tenzij de Arbeidsinpectie ook op eigen initiatief controles zou houden[1]- dat een schooljuf of meester daarvoor een klacht moet indienen tegen zijn of haar werkgever en dit waarschijnlijk de grenzen van de moed van zo’n leerkracht ver overschrijdt.
Ook zou men zich kunnen afvragen of de Nederlandse overheid door omwonenden van scholen in het geheel niet tegen de daarvan afkomstige ernstige geluidshinder te beschermen niet in strijd met artikel 3 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens handelt, dat een verbod op foltering inhoudt, en zich feitelijk schuldig maakt aan geestelijke marteling middels geluid, op grond waarvan men wellicht ook een rechtszaak zou kunnen starten? Een dergelijke procedure vergt alleen wel jaren.
Helaas valt eveneens van het meest sympathieke middel, een beroep op gewone redelijkheid, weinig te verwachten. De suggestie terug te keren naar het oude regime van één gezamenlijk speelkwartier, of het voorstel een poging te ondernemen kinderen te laten beseffen dat ze ook kunnen spelen zonder voortdurend te schreeuwen en hen zich te laten realiseren dat mensen in hun omgeving ook oren hebben, wordt door school- en gemeentebesturen afgewimpeld als totaal wereldvreemd.
Wanhopig door het -ook ondanks het permanente dragen van oordoppen- almaar aanhoudende geschreeuw van de schoolpleinen in mijn omgeving (die zich de laatste tijd ook nog eens bezig is te ontwikkelen van een rustige, knarrenrijke buurt tot één die in makelaarsproza ‘kindvriendelijk’ zou kunnen worden genoemd) en alle problemen die opdoemen bij het nadenken over een juridische oplossing, heb ik sinds enige tijd soms dan ook visoenen van eindelijk een Verlosser Van De Kinderplaag. Die stel ik mij voor als een soort kruising van King Kong en de Homerische Cycloop: een overweldigend grote, woeste, ruigbehaarde gestalte die plotseling uit de bosjes bij het speelplein opduikt, de overal voor de school geparkeerde terreinwagens van de wachtende ouders plet in zijn gang, en met zijn enorme klauwen voor de ogen van hun in paniek geraakte moeders een paar dozijn van de brullende schatjes en inmiddels gillende kleuterjuffen grijpt, ze met hun koppen tegen de muur van de school slaat - zoals, naar Homerus verhaalt, de Cycloop met de makkers van Odysseus deed tegen de rotsen van diens grotwoning, en ze vervolgens met grote gulzigheid rauw verslindt met zijn van vers kinderbloed druipende, grote, hoekige tanden. The Big Child Eater. De uitgehongerde, voor de even later rondfluitende politiekogels volstrekt immune, Grote Kindervreter.
Eindelijk rust aan mijn gekgebrulde hoofd.
[1] Om erachter te komen of dit inderdaad het geval is, zou men een verzoek ingevolge de Wet Openbaarheid Bestuur (Wob) bij het Ministerie van Sociale Zaken, waar de Arbeidsinspectie onder valt, moeten indienen.
Dan de versie van de NRC:
WAT UIT KINDERKEELTJES KOMT IS ALTIJD GOED
Vorige week besloot minister Cramer dat de geluidsnormen niet gelden voor schoolpleinen en kinderspeelplaatsen. De buren zijn de klos.
Niet dat het veel uitmaakt. Want ieder die het waagt zich te beklagen over het geschreeuw en gegil op het speelplein, wordt weggezet als een zeur. Kinderen zijn immers per definitie schattig, hoeveel kabaal ze ook produceren en hoe ongemanierd ze ook zijn.
Zelfs je eigen, door de overlast blijkbaar reeds geheel afgestompte buren reageren in zo’n geval vaak: „Als je niet tegen het geluid kunt dat die lieve kindjes maken had je maar niet naast een school moeten gaan wonen. En trouwens: een fatsoenlijke hardwerkende Nederlander is overdag niet thuis en heeft er dus ook geen last van.’’
Feit is dat de geluidshinder afkomstig van schoolpleinen sterk is toegenomen. Niet alleen zijn Nederlandse scholen de afgelopen decennia steeds groter geworden door de samenvoeging van kleuter- en basisonderwijs, het beleid van opheffen van kleine scholen en het aanmoedigen van fusies. Ook het traditionele speelkwartier, waarbij kinderen eenmaal daags gedurende een beperkte tijd buiten speelden, is iets van vroeger geworden. Schoolklassen hebben nu ieder op een verschillend tijdstip een eigen speelpauze, zodat er nu de gehele dag door kinderen buiten spelen en het de hele dag door ‘speelkwartier’ is.
Daarnaast kennen we sinds enige tijd de voor scholen verplichte voor-, na- en tussenschoolse opvang, waardoor het geschreeuw nu van half acht ’s morgens non-stop tot half zeven ’s avonds doorgaat.
En alsof dit alles niet zou volstaan om omwonenden van scholen horendol te maken, zijn de kinderen in de loop der jaren steeds luidruchtiger geworden. Ze lijken niet meer te kunnen spelen zonder aan één stuk door te gillen en in een voortdurende staat van razernij van rennen, slaan en schoppen te verkeren, een ontwikkeling, waarvoor filosofe Paula Kuitenbrouwer vorig jaar een plausibele verklaring had. Doordat ‘socialisering’ in grote groepen in kinderdagverblijven en op scholen als de beste vorm van opvoeding wordt beschouwd, hebben kinderen al vanaf jonge leeftijd alleen leeftijdgenootjes als rolmodellen. In een dergelijke omgeving krijgen ze geen moment rust, zodat het geen wonder is dat ze aan gedragsstoornissen gaan lijden. Zo’n systeem van kinderopvang is wel handig voor hun op werk gefixeerde ouders, maar de kinderen zelf worden er niet socialer van. Meer rustige uren in huiselijke kring en selectiever omgang met vriendjes is beter voor de ontwikkeling, aldus Kuitenbrouwer.
Gelukkig bestaat er op Europees niveau wel aandacht voor de geluidsoverlast zoals bleek uit de in 2005 gestarte Europese campagne Stop that noise! van eurocommissaris Spidla, waarbij ook nadrukkelijk werd ingegaan op het probleem van het kinderkabaal. De Europese normen voor geluidsoverlast op scholen en kinderdagverblijven mogen de 87 decibel niet overschrijden.
Geheel in strijd met dit Europese besef is echter het geluid dat minister Cramer al vorig jaar liet horen, die volgens het Nederlands Dagblad van 20 november 2008 verklaarde: „Kinderen moeten in het speelkwartier op het schoolplein naar hartelust kunnen schreeuwen. Als regels tegen geluidshinder dat onmogelijk maken, moeten die worden aangepast.”
Gesteund door een Kamermeerderheid wijzigde zij dan ook het Activiteitenbesluit: zelfs schoolpleinen die geheel door woningen worden omsloten, hoeven niets te doen aan geluidsoverlast. Met omwonenden, die numeriek natuurlijk te onbeduidend zijn om electoraal enig gewicht in de schaal te leggen, hoeven scholen dus geen rekening meer te houden.
Kunnen getergde omwonenden dan niet bij de rechter aanvoeren dat het Nederlandse beleid in strijd is met Europese normen? Nee, de Europese normen zien slechts toe op arbeidsomstandigheden en hebben alleen tot doel om het gehoor van werknemers, in dit geval de juffen en meesters, te beschermen. Omwonenden vallen daar niet onder.
Ook zou men zich kunnen afvragen of de Nederlandse overheid door omwonenden van scholen in het geheel niet tegen de geluidshinder te beschermen niet in strijd met artikel 3 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens handelt, dat een verbod op foltering inhoudt, en zich feitelijk schuldig maakt aan geestelijke marteling op grond waarvan men wellicht ook een rechtszaak zou kunnen starten?
En ten slotte valt ook van het meest sympathieke middel, een beroep op gewone redelijkheid, weinig te verwachten. De suggestie terug te keren naar het oude regime van één gezamenlijk speelkwartier, of het voorstel een poging te ondernemen kinderen te laten beseffen dat ze ook kunnen spelen zonder voortdurend te schreeuwen en zich te laten realiseren dat mensen in hun omgeving ook oren hebben, wordt door school- en gemeentebesturen afgewimpeld als totaal wereldvreemd.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten