Oorspronkelijk verschenen in december 2010 in het Katholiek Nieuwsblad en op Indymedia
Sinds het aan de macht komen van het, door de proletenpartij van
Wilders gedoogde, uiterst rechtse kabinet Rutte in Nederland generen
toejuichers van deze ontwikkeling zich er niet meer voor onder veel
nationalistische retoriek te pleiten voor het afschaffen van het
Europese Hof voor de Rechten van de Mens en zo de rechtsstaat om zeep te
helpen.
Hoewel ook onder de neoliberale kabinetten Balkenende de Nederlandse
wetgever blijk gaf van minachting voor internationale verdragen, poogde
men in die tijd naar buiten toe nog een zekere schijn van fatsoen op te
houden. Men voerde weliswaar uit bezuinigings- en ideologische motieven
wetten in – vooral op het gebied van de sociale zekerheid, maar ook waar
het gold het asielrecht, het privacyrecht en het oorlogsrecht – die in
strijd waren met internationale verdragen, maar veinsde zich hiervan
niet bewust te zijn. In werkelijkheid wist men natuurlijk heel goed dat
de kans bestond dat dit soort rammelende, en feitelijk zelfs
inconstitutionele wetgeving – artikel 94 van de Grondwet bepaalt immers
dat alle wetgeving aan het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens
(EVRM) moet worden getoetst – ooit zou moeten worden teruggedraaid, maar
ook dat het jaren kon duren voor deze Europese toetsing zou
plaatsvinden, als het daarvan überhaupt ooit zou komen, en de
ondeugdelijke wetgeving tot die tijd gewoon van kracht zou blijven en
men er tot dat moment naar hartenlust op los kon bezuinigen.
Sinds het aantreden van het door de canaillepartij van Wilders
gedoogde kabinet Rutte is het uit met deze hypocrisie en is openlijk de
aanval ingezet op (vermoedelijk om mee te beginnen) het Europese Hof
voor de Rechten van de Mens in Straatsburg, dat na de gruwelen van WOII
werd opgericht om te voorkomen dat de grondrechten nog langer
uitsluitend zouden zijn toevertrouwd aan de nationale staten. De
toejuichers van de nieuwe rechtse lente in Nederland tonen nu
onbeschaamd hun ware fascistoïde gelaat. Zo ook rechtenpromovendus
Baudet afgelopen zaterdag in de NRC (Opinie & Debat, 13 november),
waarin hij de stelling poneert dat het Europese Hof zijn oorspronkelijke
taak van ultieme controle op misbruik van staatsmacht heeft opgerekt om
al het bestaande nationale recht aan zijn eigen opvattingen te toetsen,
en daarmee het recht van de lidstaten van het EVRM ‘zomaar aan de hand
van allerlei vage beginselen (bedoeld worden de grondrechten, LvO) door
een stel buitenlandse rechters van tafel veegt’ en zo een ernstige
inbreuk vormt op de democratie. Hij roept dan ook op serieus te
overwegen het Hof, als het zijn koers niet drastisch wijzigt, maar op te
heffen, een opvatting waarvoor ook bij een van de huidige
coalitiepartners wel sympathie lijkt te bestaan.
Men zou natuurlijk hartelijk kunnen lachen om zo’n brallerig rechts,
van alle realiteitszin verstoken voorstel. Ik refereerde reeds aan het
feit dat in onze ‘eigen, nationale’ grondwet is vastgelegd dat
internationale verdragen voorrang hebben op de nationale wetten en
regels. Toch lijkt het mij goed in deze tijden van populistisch
simplisme, waarin bedenkelijke uitlatingen voor electoraal succes
zorgen, krachtig op dergelijke geluiden te reageren.
Het grootste probleem met het betoog van de heer Baudet, en ook
merkwaardig gezien zijn juridische achtergrond, is het ontbreken daarin
van enige notie van het begrip ‘rechtsstaat’ in relatie met het begrip
‘democratie’ waarover Baudet zich wél uitlaat, en wel in die zin dat
daarop een inbreuk wordt gemaakt door het Europese Hof. Een concrete
steen des aanstoots wordt daarbij gevormd door een uitspraak van het Hof
dat Nederland een Somalische asielzoeker niet mag uitzetten ‘omdat
uitzetting in de opvatting van het Hof schending van zijn recht om niet
gemarteld te worden zou betekenen’ en hier dus ‘wordt ingegrepen in ons
nationale immigratiebeleid, tot stand gekomen na uitvoerig publiek debat
en gesanctioneerd door het democratisch gekozen parlement’.
Deze passage legt het probleem haarscherp bloot. In een rechtsstaat
worden de burgers tegen de macht van de overheid beschermd door wetten,
die, wanneer zich een conflict voordoet, geïnterpreteerd worden door
onafhankelijke rechters. Een democratie hoeft – hoewel de begrippen
democratie en rechtsstaat vaak door elkaar worden gebruikt – niet per
definitie een rechtsstaat te zijn. Dat is alleen het geval in een
democratische rechtsstaat, de staatsvorm waarover ook Vande Lanotte
schrijft in zijn Handboek EVRM: ‘Democratie impliceert echter niet dat
de mening van de meerderheid altijd dient te primeren: er dient een
evenwicht gevonden te worden welke een eerlijke en passende of
rechtmatige behandeling van minderheden verzekert en misbruik van de
dominante positie vermijdt’( J. Vande Lanotte/Y. Haeck, Handboek EVRM,
dl. 1, Antwerpen-Oxford, 2005, p. 200). Baudet beseft kennelijk niet of
kan het niet schelen dat het EVRM zozeer het fundament vormt van onze
rechtsstaat, dat zelfs een democratische meerderheid zich bij haar
beginselen dient neer te leggen, en wil de democratische rechtstaat
vervangen door een dictatuur van de meerderheid en zo de poorten van de
barbarij wijd openzetten en bijvoorbeeld asielzoekers als een wrede
meerderheid daarin geen probleem ziet gewoon in het land van herkomst
laten martelen.
Dat een dergelijk voorstel tot opheffing van het Europese Hof
afkomstig is van een jurist uit Nederland, dat met Finland het enige
land van de EU is waar de nationale rechters wetten ook al niet mogen
toetsen aan de grondwet en Europese controle op de nationale wetgeving
dus nog veel dringender gewenst is dan elders, maar zich anderzijds met
Den Haag wel wil profileren als internationale hoofdstad van het recht,
maakt het allemaal nog veel zotter.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten