vrijdag 22 februari 2013

Nederlandse bomen grotendeels vogelvrij

Gepubliceerd 3-5-2010 Katholiek Nieuwsblad

Nederlandse gemeenten lijden aan een acute aanval van misodendrie. Mocht je jarenlang je eigen conifeer in de achtertuin nog niet omhakken, na een geniepige wetswijziging zijn alle bomen nu opeens vogelvrij.


Er is nauwelijks ruchtbaarheid aan gegeven - ook niet door de Bomenstichting of vergelijkbare organisaties -, maar in de afgelopen jaren zijn bomen in Nederland door een stiekeme wijziging van Algemene Plaatselijke Verordeningen (APV's) van veel gemeenten op grote schaal vogelvrij verklaard en gedupeerde burgers van hun rechten beroofd.

Ik kwam er pas gisteren tot mijn ontsteltenis achter. Zonder dat er veel ruchtbaarheid aan is gegeven, heeft zich per 1 januari 2010 in het groenbeleid van de gemeente waar ik woon een revolutie voltrokken. Feitelijk is per die datum de kapvergunning voor bomen afgeschaft.

Moest men voor 1 januari van dit jaar als men een boom wilde kappen daarvoor altijd over een door de gemeente te verstrekken vergunning beschikken, sinds genoemde datum is dit nog slechts nodig in zeer uitzonderlijke gevallen, namelijk als het een boom betreft die door de gemeente op een lijst van beschermde bomen is gezet – een voorrecht dat slechts een zeer select gezelschap van bomen ten deel is gevallen – en die dan ook nog op een bepaalde hoogte een zekere dikte moet hebben. Of in de ambtelijke taal van de nieuwe ‘bomenverordening': het is nog slechts verboden ‘beschermde houtopstand’ te kappen.

De mogelijkheid tot bezwaar en beroep is de burger wiens leefomgeving door het vellen van bomen dreigt te worden aangetast dus in 80 of 90% van de gevallen ontnomen en de kaplustige bomenhater krijgt van het college alle ruimte.

Na enig speurwerk kwam ik erachter dat deze toestand van acute gemeentelijke misodendrie in mijn woonplaats niet uniek is. De Bomenstichting laat weten dat deze vogelvrijverklaring van vrijwel alle bomen in ongeveer de helft van alle Nederlandse gemeente recentelijk heeft plaatsgevonden. Deze beleidswijziging gaat terug op een plan van toenmalige staatssecretaris (van economische zaken!) Van Gennip (CDA), die gemeenten in 2006 aanmoedigde het modieuze begrip ‘deregulering’ ook op hun groenbeleid toe te passen om burger, bedrijf en ambtenaar de moeite van het aanvragen, respectievelijk verstrekken van een kapvergunning te besparen (en zo gemeenten de mogelijkheid te geven om door middel van kap op onderhoud van het groen te besparen en projectontwikkelaars nog meer de vrije hand te geven door tegenstribbelende omwonenden bij voorbaat elk juridisch handvat te ontnemen met een soort van Crisis- en herstelwet avant la lettre).

Zoals te verwachten, is over deze geniepige wijziging van de Algemene Plaatselijk Verordening (APV) - het venijn schuilt in het enkele woordje ‘beschermde’ (houtopstand), waar men geneigd is bij oppervlakkige lectuur overheen te lezen – door lokale media slechts in zeer beperkte mate bericht. Landelijke kranten en actualiteitenrubrieken volgden op grote schaal het voorbeeld der sufferdjes, zodat Nederland, dankzij dit voorstel van de partij van het rentmeesterschap, nog weer een flink stuk meer verworden is tot één grote tirannie van CO2 en beton.

donderdag 21 februari 2013

Houding Arnhems Hof echo duister verleden



Het Gerechtshof Arnhem heeft deze week in hoger beroep bepaald dat VVD-burgemeester Henk Aalderink van de gemeente Bronckhorst op 4 mei, de dag van de Nationale Dodenherdenking, in het Achterhoekse dorp Vorden, dat deel uitmaakt van die gemeente, rustig ook de daar begraven nazi-soldaten mee mag herdenken, langs hun graven mag defileren en daarop - samen met de inwoners van het dorp en hun kinderen - desgewenst bloemen leggen.

Dat waren het plaatselijke Comité 4 mei en de burgemeester vorig jaar ook al van plan, maar dat voornemen leidde toen tot grote, zelfs nationale en internationale commotie, en tot geruchten dat op grote schaal neonazi’s naar de Vordense dodenherdenking zouden komen, waarna de Federatie Joods Nederland (FJN) een kort geding aanspande en won, waarin het burgemeester en wethouders van Bronckhorst werd verboden op 4 mei langs de Duitse graven in Vorden te defileren.

Dit tot grote woede van de burgemeester, die daarop het beroep aantekende waarin afgelopen week door het Arnhemse Hof uitspraak werd gedaan, de burgemeester in het gelijk werd gesteld en de uitspraak in kort geding vernietigd.

Bij lokale herdenkingen, zoals die in Vorden, komt volgens de hoger beroepsrechters plaatselijke comité’s veel vrijheid toe. “De vraag wie en welke groeperingen daarbij op welke wijze worden herdacht, is een vraag op het terrein van de uitingsvrijheid van diegenen die tezamen wensen te herdenken.” Daar gaat de voorzieningen- (= kort geding)rechter niet over.  Ordehandhaving daarbij is primair een zaak van het lokale bestuur zelf, dat verantwoording aflegt aan de gemeenteraad. Slechts als er sprake is van grote onzorgvuldigheid, bijvoorbeeld “als met de voorgenomen wijze van herdenken wordt beoogd bepaalde personen, hun nabestaanden en/of nagedachtenis te kwetsen” is er een rol weggelegd voor de rechter. Tenminste als die gekwetste personen  behoren “tot de (lokale) kring van mensen…voor wie een dergelijke (lokale) herdenking wordt georganiseerd”. En dat is hier, aldus het Hof, niet het geval.

Prof. mr. Herman Loonstein van de FJN is uiteraard teleurgesteld over de uitspraak. “Je mag alleen klagen als je in de gemeente Bronckhorst woont. Dat is bizar, wrang en pijnlijk. Temeer daar veel Vordense joden tijdens WOII zijn vermoord door nazi’s.”
De legalistische opstelling van het Arnhemse Hof doet onwillekeurig denken aan een wel zeer zwarte pagina uit de geschiedenis van het Nederlandse recht, namelijk de oorlogsjaren, toen het illustere gezelschap van de Hoge Raad, dat toen, zoals de Raad het later zelf zeer eufemistisch uitdrukte, “in onvoldoende mate een verzetshouding (had) aangenomen”, zonder blikken of blozen verklaarde dat de vervolging en deportatie van joden “onder de huidige omstandigheden het karakter van wet in den zin der Nederlandse wetgeving niet (kan) worden ontzegd”.

Nu waren de consequenties van de uitspraak van de toenmalige Hoge Raad natuurlijk veel groter dan die van het huidige Arnhemse Hof en is de kans dat dit nazi-soldaten herdenkende burgemeestertje opnieuw een jodenvervolging zal gaan starten klein. Niettemin is hij wel bezig een kwalijke trend versterken, waarbij steeds duidelijker sprake is van een vervaging van de grens tussen slachteroffers en daders in WOII, van relativering van het kwaad uit de nazi-tijd, van desinteresse in morele vraagstukken  - wat in deze procedure gebeurt is feitelijk ook niets anders dan een morele kwestie terugbrengen tot een juridisch steekspel - en een zich opnieuw ontwikkelend antisemitisme.  

Tijdens de Dodenherdenking in Vorden in 2012 gebeurde er iets dat wat dat betreft zowel tekenend als huiveringwekkend is. Vrijwel alle bezoekers van de herdenking liepen langs de zerken van de daar begraven nazi-soldaten en sommigen legden er zelfs bloemen. Alleen de burgemeester, die zij zo hun steun betuigden, liep niet langs de Duitse graven omdat hem dat, tot zijn grote ergernis, als gevolg van de uitspraak in kort geding (nog) verboden was. Ook verschenen op regionale websites waarop over de gebeurtenis werd bericht tal van antisemitische uitlatingen en op een begraafplaats in het eveneens Achterhoekse Winterswijk werd op diezelfde avond van de vierde mei een Joods graf bespuugd.

Wat de uitspraak van het Hof nog wranger maakt, is dat deze zelfde burgemeester die door het Hof in het gelijk werd gesteld waar het geldt het op 4 mei herdenken van nazi-soldaten, in dezelfde week ook nog door tout bestuurlijk Nederland als “Beste lokale bestuurder van 2012” werd uitgeroepen. Een burgemeester die met wat wel genoemd is een ‘Moffenherdenking’ het weldenkende deel van zijn burgers schoffeert en dus faalt in zijn rol als ‘burgervader’, en die met zijn beleid de openbare orde in zijn gemeente in gevaar brengt door deze tot trekpleister voor neonazi’s te maken, die immers ook dol zijn op herdenkingen van gevallen Duitse soldaten uit de nazi-tijd!

Als tweede klap op de vuurpijl konden wij in deze zelfde week ook nog vernemen, dat deze Aalderink nu zelfs overweegt het regime, waarvoor de soldaten vochten die hij wil herdenken,  en dat tijdens de bezetting in het kader van de Arbeitseinsatz Nederlandse mannen gedwongen in Duitsland te werk stelde, na te volgen door werklozen uit zijn regio al dan niet verplicht eveneens in Duitsland te laten werken.

Na de uitspraak liet de FJN weten nog te twijfelen over in cassatie gaan. Mijnheer Loonstein doe dat alstublieft: deze waanzin in dit land van bestuurlijke zotheid moet worden gestopt!


                                              
Louis van Overbeek is freelance publicist en heeft destijds de zaak van de Vordense dodenherdenking aan het rollen gebracht met een artikel in het Katholiek Nieuwsblad van 27-04-12, dat een (inter)nationale rel veroorzaakte. Ook schreef hij in dezelfde krant een artikel over de vergeten collaboratie van de Hoge Raad met de Duitse bezetter (KN 02-05-08). Beide te vinden op de weblog 
louisvanoverbeek.blogspot.com

zaterdag 16 februari 2013

Henk Aalderink, de Moffen en de 'Lof der Zotheid'


16-2-13

De burgemeester van het Achterhoekse Bronckhorst wist afgelopen jaar populariteit te verwerven onder neonazi's met zijn plan op 4 mei ook de in zijn gemeente begraven nazi-soldaten te herdenken. Onlangs werd hij door bestuurlijk Nederland uitgeroepen tot 'Beste lokale bestuurder van het jaar 2012'.


Dat we in Nederland de laatste decennia bestuurd worden door een coalitie van zotten, graaiers en leeghoofden begonnen we intuïtief al wel te vermoeden.

Sinds kort hebben van de geestestoestand van onze bestuurders ook een glashard bewijs: de redactie van Binnenlands Bestuur, het ‘vakblad’ voor ambtenaren en bestuurders bij de overheid, heeft als beste lokale bestuurder van het jaar 2012 uitverkoren Henk Aaldrink, burgemeester van de Achterhoekse gemeente Bronckhorst, de man die in dat jaar de tijd rijp geworden achtte om de in zijn gemeente begraven nazi-soldaten op 4 mei, tijdens de Nationale Dodenherdenking, mede te herdenken, met dat voornemen een (inter) nationale rel creëerde, populariteit onder neonazi’s verwierf, en er alleen door middel van een kort geding van afgehouden kon worden zelfs mee te defileren langs de Duitse graven in zijn gemeente.

Laat u dit nieuwsfeit niet ontgaan en beleef zelf deze wel heel eigentijdse 'Lof der Zotheid' van Binnenlands Bestuur.


Lees vandaag 18-2-13 dat die Aalderink al weer een briljant plannetje heeft bedacht: zoals hij in zijn eigen gemeente Duitse soldaten uit WOII wil herdenken, zo wil hij nu Nederlandse werklozen uit zijn eigen regio in Duitsland tewerkstellen als bouwvakkers. http://www.gelderlander.nl/regio/achterhoek/plan-arbeiders-naar-keulen-valt-slecht-1.3674209

Binnenlands Bestuur heeft waarlijk de Zilveren Zotskap 2012/2013 verdiend. 

zondag 10 februari 2013

Het blijheidscomplot

Schnabel: Nederlanders beseffen niet wat voor boffers ze zijn.
Het is toch wel weer heel toevallig. Amper twee weken nadat dagblad Trouw in een hoofdredactioneel commentaar betoogde dat Nederland, anders dan sommige zwartkijkers in vooral de media beweren, nog steeds een heel fijn land is om in te wonen – een opvatting die het mij niet werd toegestaan in die krant te nuanceren, waarna ik er maar een stukje aan heb gewijd op deze plaats (9 september jl.) –, komt directeur Paul Schnabel van het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) ons bij Pauw&Witteman vertellen dat wij Nederlanders veel te negatief zijn over de staat van ons land.
We zijn immers 'hoogopgeleid', hebben de hoogste arbeidsparticipatie van de hele Europese Unie, een zeer hoog inkomen per hoofd van de bevolking en een navenant lage staatsschuld, terwijl Nederlandse vrouwen zelfs harder werken dan de Amerikaanse. Kortom, we voldoen, crisis of niet, bijna helemaal aan het neoliberale ideaalbeeld van een samenleving van ultieme materiële welvaart, maar willen, ondankbaar als we zijn, maar niet beseffen hoezeer we eigenlijk boffen met de situatie waarin we verkeren, en dat geld, een hoog Bruto Nationaal Product, wel degelijk gelukkig maakt.

Niet onafhankelijk
Dat een dergelijke boodschap wordt uitgedragen door de directeur van het SCP is misschien niet zo verwonderlijk. Het SCP is immers, anders dan algemeen wordt aangenomen, geen 'onafhankelijk wetenschappelijk instituut' dat regelmatig met een serieuze analyse van de samenleving komt, zoals het zichzelf afficheert, maar, zoals tot voor kort[1] te lezen viel op de website van het Parlementair Documentatie Centrum van de Universiteit van Leiden, "een interdepartementaal wetenschappelijk instituut" dat "valt onder het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en niet onafhankelijk is. Ambtenaren en politieke partijen hebben invloed op het SCP via het Begeleidingscollege". Het SCP is dus met andere woorden een propaganda-instrument van onze – de laatste decennia neoliberale – overheid.

Vrijwel zonder kritiek
Bedenkelijker is dat Schnabel zijn propagandaverhaal niet alleen vrijwel zonder enige kritiek kon uitdragen in genoemde talkshow op de publieke omroep, maar ook gelegenheid kreeg dit op de eerste dag van de Algemene Beschouwingen onder de aandacht te brengen in de vorm van een door hem in Nijmegen voorgelezen positieve, alternatieve, Troonrede onder auspiciën van de universiteit aldaar, terwijl een (paginagroot) 'voorproefje' hiervan van te voren al te lezen stond in NRC Handelsblad (20 september). Hieruit bleek dat Schnabel voor deze gelegenheid aan zijn boodschap, als een echte wetenschapper, een – helaas nogal warrig - betoog had toegevoegd, waarin hij poogde een verklaring te geven voor de discrepantie tussen de door hem als positief gekenschetste toestand van het land en de negatieve gevoelens onder de bevolking. Hoofdredacteur Willem Schoonen van Trouw had, zoals gezegd, reeds eerder een bijdrage aan de verbreiding van ditzelfde evangelie geleverd. 

Overheidsspagaat
Wat betreft de inhoud van de door het SCP in de media geparachuteerde boodschap zijn er twee dingen die enige aandacht verdienen. In de eerste plaats wijst die erop dat de opdrachtgever ervan, de overheid, zich in een spagaat bevindt: enerzijds wil de overheid immers de bij haar – onveranderd neoliberale – agenda behorende, gigantische, niets en niemand ontziende bezuinigingen doorvoeren, een offer van de bevolking waarvoor de economische situatie nog somberder moet worden voorgesteld dan zij in werkelijkheid al is, maar anderzijds de bevolking ook weer niet door te veel slecht nieuws demotiveren en dus tevens een stemming van een zeker optimisme creëren. Waarvoor onder andere dus deze blijde boodschap van Schnabel bedoeld is.

Vage zweem van de realiteit
Een tweede punt dat opvalt, is de accentverschuiving ten opzicht van eerdere rapporten van het SCP, waaruit blijkt dat een vage zweem van de realiteit nu noodgedwongen zelfs is doorgelaten tot het onderzoeksinstituut. Immers, waar het SCP in eerdere rapporten de lezer nog wilde doen geloven dat de door hem onderzochte Nederlander niet slechts blij was met het leven in dit land, maar zelfs ronduit gelukkig - zie bijvoorbeeld het rapport De staat van de publieke dienst uit 2008, dat toen trouwens ook weer uitvoerig onder de kop 'Nederlanders blij met voorzieningen' besproken werd in Trouw, het klaarblijkelijke lijfblad der positivo's - constateert Schnabel nu dat we toch niet meer zó gelukkig zijn, maar zelfs - zij het natuurlijk ten onrechte – negatief gestemd. Zelfs in de schijnwereld van de pseudo-wetenschappelijke spin kan het verkeren.

[1] Toen ik onlangs, om bepaalde feiten nogmaals te checken, navraag deed bij het Parlementair Documentatie Centrum van de Universiteit van Leiden bleek dit niet alleen naar Den Haag verplaatst en inmiddels geprivatiseerd te zijn, maar bleek tevens de door mij aangetroffen tekst van de website van het Centrum te zijn verwijderd. Door een woordvoerder werd mij meegedeeld dat daar nu '(terecht) staat vermeld dat het SCP onafhankelijk is'. Ook het in de door mij gevonden tekst genoemde 'begeleidingscollege' van het SCP is vervangen door een nieuw college, de RMO (Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling), dat, hoewel haar leden benoemd worden bij Koninklijk Besluit (regeringsbesluit dus), eveneens onafhankelijk heet.


Katholiek Nieuwsblad 30-9-11

maandag 4 februari 2013

Keuringsartsen wel degelijk onder druk

Katholiek Nieuwsblad 15-9-2006, door Louis van Overbeek, zelfstandig onderzoeker naar de hervorming van de WAO

De hervorming van de WAO leidt ertoe dat verzekeringsartsen hun geweten geweld aandoen, patiënten schade berokkenen en zo hun medische eed schenden. De vertrouwenscrisis bij het UWV blijkt glashard uit een rapport, dat minister De Geus vorig jaar in het debat met de Kamer heeft verdonkeremaand.

Minister De Geus heeft de Tweede Kamer onjuist en onvolledig geïnformeerd over de verscherpte herkeuringen in de WAO. Deze opzettelijke misleiding door de minister van Sociale Zaken vond plaats tijdens het debat over de crisis bij uitvoeringsorganisatie UWV in het najaar van 2005. Dit volgt uit een recentelijk opgedoken rapport van de Nederlandse Vereniging voor Verzekeringsgeneeskunde (NVVG) met de titel Probleemsituaties en dilemma's in de verzekeringsgeneeskunde.

Schade aan patiënten
Dit rapport is door de NVVG, zoals zij het zelf in het voorwoord uitdrukt, "niet actief in de publiciteit gebracht", maar stamt reeds uit september 2005 en is wel "onderdeel geweest van bespreking met UWV en SZW (Sociale Zaken)". Het moet dus de minister bij het Kamerdebat bekend zijn geweest. In het rapport worden enquêteresultaten gepresenteerd waaruit blijkt dat ongeveer de helft van de verzekeringsartsen bij UWV van oordeel is dat zij bij toepassing van de door het ministerie en het UWV-management voorgeschreven keuringsmethode hun cliënten schade toebrengen en gedwongen worden de grenzen van hun geweten te overschrijden. Deze uitkomsten maken het onmogelijk vol te houden, zoals de minister bij dit cruciale punt in het debat deed, dat er binnen UWV geen vertrouwenscrisis bestaat.

Druk management
Ook de verzekering van de minister dat er door het UWV-management geen druk op artsen wordt uitgeoefend, wordt in het rapport weerlegd. In de conclusies leest men namelijk: "Dat de verzekeringsarts onder druk staat om zijn werk op een bepaalde wijze te doen is tamelijk onmiskenbaar. De helft tot eenderde ervaart deze druk in betekenende mate. De druk wordt met name ervaren vanuit het UWV en de regelgeving…".

In plaats van met het nu verschenen rapport werd de politiek ten tijde van het debat geconfronteerd met een ander, namelijk een intern UWV-rapport opgesteld door organisatieadviseur Joep Choy en getiteld Het woord is aan de professionals. Hierin wordt weliswaar eveneens van een ‘moreel dilemma’ van de keuringsartsen gesproken en melding gemaakt van de onrust binnen UWV, maar de resultaten van de enquêtes komen er niet in voor, zodat een harde, cijfermatige onderbouwing ontbreekt. Ook komt de druk van het management op de keuringsartsen nauwelijks ter sprake. Dit – afgezwakte – rapport-Choy veroorzaakte, toen het ‘gelekt’ werd, niettemin opschudding. Deze kon echter uiteindelijk door de minister worden gesust door een brief van de verzekeringsartsenverenigingen UWVA en NVVG te citeren waarin – in strijd met het achtergehouden eigen rapport Probleemsituaties... – werd gesteld dat ondanks de ernst van het rapport-Choy er bij UWV geen sprake was van een vertrouwenscrisis. De minister kreeg hierop het vertrouwen van de Kamer.

‘Steeds strenger oordeel’
Dat de situatie onder de verzekeringsartsen van UWV anders was dan de minister wilde doen geloven, blijkt ook uit de folder van het in dezelfde tijd gehouden NVVG-congres Naar eer en geweten, waarvoor het achtergehouden rapport (opnieuw volgens het voorwoord) de basis vormde. In deze congresfolder – die inmiddels vrijwel nergens meer te vinden is – valt te lezen dat "van de verzekeringsarts een steeds strenger oordeel wordt verwacht, waarbij de eventuele sociale, emotionele of mogelijk zelfs ziekmakende gevolgen van dit oordeel niet mee mogen tellen." De auteur vervolgt: "Het is dan ook te verwachten dat de steeds stringentere wetgeving een groot aantal verzekeringsartsen voor dilemma’s zal plaatsen. De geluiden hierover worden steeds vaker gehoord. Voor sommige verzekeringsartsen kan dit zelfs een reden zijn het vak te verlaten. Iedere verzekeringsarts wil immers naar eer en geweten handelen."

Nijpend tekort
Hetzelfde gold blijkbaar voor voorzitter Wijers van de NVVG, die zich, zoals hij in diverse interviews liet weten, niet met de handelwijze van de minister en het UWV-management rond de herkeuringsoperatie kon verenigen en in dezelfde periode werd opgevolgd door de hardliner Van Duijn. Aan verzekeringsartsen bestaat inmiddels bij UWV een zo nijpend tekort, dat een recent artikel over de problematiek van de moeizaam verlopende werving van nieuwe keuringsartsen in Medisch Contact de titel ‘Vissen in een lege vijver’ kreeg. UWV is inmiddels overgegaan tot het laten verrichten van herkeuringen door onbevoegden en laat deze in bepaalde gevallen maar helemaal achterwege. Hetgeen weer leidt tot een stortvloed aan Kamervragen en bezwaar- en beroepsprocedures. Het ware echter beter als de Kamer de minister terug zou roepen om hem alsnog te horen over het rapport dat hij al zo lang voor haar achterhoudt.

Het verdonkeremaande rapport was ooit te vinden op: http://wia-wao.nl/doc/dillemmasept05.pdf. Het werd bekend dankzij een anonieme e-mail van een klokkenluider onder de toevoeging "Dit rapport is nooit gepubliceerd." Later bleek het rapport – waarschijnlijk sinds juni 2006 – op de site van de NVVG te staan, waar het echter nooit door een buitenstaander is opgemerkt. Een speurtocht met Google naar de bekendheid van het rapport leverde geen enkele treffer op.

Gesjoemel kabinet lijkt structureel



Het kabinet-Balkenende heeft stevig gesjoemeld bij de hervorming van de sociale zekerheid. Verdonkeremaande minister De Geus een onwelgevallig rapport over de crisis onder keuringsartsen (KN 15 september), inmiddels blijkt het fundament zelf van de WAO-hervorming, het rapport Donner uit 2001, te zijn gemanipuleerd.

Louis van Overbeek

Het is opnieuw raak. In KN van 15 september stelden we al het verdonkeremanen van een rapport aan de kaak. Het ging toen om een rapport van de Nederlandse Vereniging voor Verzekeringsgeneeskunde (NVVG). De verdonkeremaning speelde in het najaar van 2005, toen een Kamerdebat met minister De Geus werd gehouden over de crisis onder keuringsartsen bij uitkeringsinstantie UWV. De fracties van GroenLinks en SP hebben aangekondigd naar aanleiding van deze KN-publicatie de minister vragen te zullen stellen. Maar inmiddels wordt duidelijk dat dit gesjoemel niet op zichzelf staat. In De Gelderlander van 29 september beschrijft sociaal-wetenschappelijk onderzoeker dr. ir. Stephan Raaijmakers hoe in 2001 is geknoeid met het bekende ‘rapport-Donner’ (officieel: rapport van de Adviescommissie Arbeidsongeschiktheid). Dit rapport ligt ten grondslag aan de grote herkeuringsoperatie en de nieuwe arbeidsongeschiktheidswetten.

Ongerijmdheid
In het eerste geval had de minister van Sociale Zaken het rapport compleet laten verdwijnen en vervangen door een ander rapport, waarmee de WAO-crisis gemakkelijker was te ontkennen. In het ‘rapport-Donner’ werd echter de inhoud zelf van het rapport gemanipuleerd. Volgens Raaijmakers kwam daarin een aantal bevindingen naar voren, die de regering, die het momentum aanwezig achtte hard in de sociale zekerheid in te grijpen, niet goed uitkwam. De commissie-Donner was bereid aan de wensen van de coalitie tegemoet te komen: zij besloot de onderzoeksresultaten ongemoeid te laten, maar de conclusies en aanbevelingen aan te passen, zodat ze haaks op de rapportage kwamen te staan. Kennelijk zag de commissie het niet als een probleem dat er een discrepantie ontstond. Of zoals Raaijmakers het uitdrukt: “Een wel erg grote ongerijmdheid: de commissie weerlegt in haar rapportage elk van haar eigen standpunten!” en “de werkelijkheid (wordt) zonder omhaal aangepast”.

Het mes erin
 Zo geven de in het ‘rapport Donner’ gepresenteerde onderzoeksresultaten geen aanwijzingen voor grootschalig misbruik van de WAO, maar de conclusies impliceren dat wel. Ook toont onderzoek dat het beroep op de arbeidsongeschiktheidsregelingen al jarenlang daalt, terwijl de aanbevelingen ervan uitgaan dat die stijgt. Ook op andere punten is de werkelijkheid door de commissie aangepast. Ondanks alle aanwijzingen voor het tegendeel luidt de algehele conclusie dat het arbeidsongeschiktheidsprobleem niet kleiner is geworden en het mes in de voorzieningen moet worden gezet. En zo geschiedde...

(Ex-)minister Donner
Het met list en bedrog doordrukken van het gewenste beleid is natuurlijk niet nieuw. We komen het ook op andere beleidsterreinen tegen. Men herinnert zich de misleiding van de Kamer over de gevolgen voor de omwonenden van het oprekken van de geluidsnormen in de Luchtvaartwet in 2001. Toen voorzitter Berkhof van de onderzoekscommissie weigerde te buigen voor haar druk, veranderde de toenmalige minister van Verkeer en Waterstaat Netelenbos eigenhandig de conclusie van de commissie in haar tegendeel. Hetzelfde ministerie had in de jaren ’90 het parlement misleid met een hele reeks gemanipuleerde rapporten over de Betuwelijn. Nog onlangs konden we zien hoe de Raad voor Veiligheid onder druk werd gezet om in haar rapport over de rampzalige Schipholbrand de conclusies over de verantwoordelijkheid van de overheid af te zwakken. Bij wijze van uitzondering en dankzij de rechte rug van mr. Pieter van Vollenhoven bleek deze druk nu eens tevergeefs, die met name werd uitgeoefend door de zeer gerespecteerde (thans ex-) minister van Justitie: dezelfde Piet Hein Donner die in een vorige rol voorzitter was van de bovengenoemde Adviescommissie Arbeidsongeschiktheid. Als dank voor bewezen diensten houdt men reeds een ministerszetel voor hem warm.

Parlementaire mores
Wat evenwel de recente manipulaties met WAO-rapporten onderscheidt van eerdere – die tenminste nog konden rekenen op enige journalistieke en parlementaire opwinding – is het feit dat hiervoor in parlement, pers en media nauwelijks belangstelling bestaat. Dit is een stap op weg naar verdere uitholling van het democratisch besluitvormingsproces. Zelfs Kamerleden van de oppositie merken kennelijk het verdwijnen van een compleet rapport niet op, noch grijpen zij de innerlijke tegenstrijdigheden in het ‘rapport-Donner’ aan als munitie tegen het regeringsbeleid. Alsof ze het rapport niet eens gelezen hebben, laten zij de constatering van onregelmatigheden over aan een wetenschapper, die er pas mee komt als het voor beïnvloeding van het beleid te laat is. Politici die bij zulke parlementaire mores nog durven te spreken over “het dichten van de kloof met de burger” verdienen het geconfronteerd te worden met een revolutie.



En wat te denken van de grote landelijke kranten en de massamedia die zich niet verwaardigen ook maar één woord aan het nieuws over dit gesjoemel met de sociale zekerheid te wijden? Denken ze dat hun publiek dergelijke onderwerpen niet ‘sexy’ vindt? Of dat het in de waan verkeert dat het in de dynamiek van zijn eigen druk-druk-druk zijn, zelf onkwetsbaar is voor het ongeluk, en met de ander niets te maken heeft?

Een stiekeme staatsgreep

Gepubliceerd 22-7-2010 Katholiek Nieuwsblad


Het maakt niet meer uit welke regering er aan de macht komt, want alle partijen volgen de neoliberale hervormingsagenda. De democratie is uitgehold, als kiezer heb je geen keuze meer.

De inmiddels reeds overleden Limburgse sociaaldemocraat Thijs Wöltgens constateerde het al in een Volkskrantartikel in 2006. In het weekend van 3 en 4 juli bevestigde de Nederlandse ex-minister van Sociale Zaken, momenteel plaatsvervangend secretaris- generaal van de OESO, Aart Jan de Geus het, waarschijnlijk ongewild, in een interview in NRC-Handelsblad: het neoliberalisme heeft de democratie uitgehold: het maakt niet meer uit welke regering er aan de macht is. Vrijwel alle partijen hebben zich immers tot de neoliberale hervormingsagenda bekeerd en zijn, ook na de voornamelijk door dit geloof zelf veroorzaakte economische crisis, nog steeds overtuigd van de ‘noodzaak’ tot aanpassing aan de eisen van de wereldmarkt, die zich daarmee heeft ontwikkeld tot een complete - en ook nog resistente - dictatuur.

Deze ‘noodzaak’ is echter niet zozeer een objectief gegeven als wel een geloofsartikel van het neoliberalisme, een axioma waarover zelfs in pers en media geen discussie mogelijk is, een nieuw taboe dat vrijwel niemand durft doorbreken en de straf waarop dan ook niet mals is. Zie het lot van de SP, de enige partij van enige omvang in Nederland die geen (of althans een nauwelijks) neoliberaal programma heeft. Zij werd en wordt zowel nu als bij de vorige kabinetsformatie, hoewel het aantal op haar uitgebrachte stemmen daartoe geenszins aanleiding geeft, gemeden als een leproos en steevast beticht van populisme en extremisme, terwijl haar standpunten geen andere zijn dan die van welke fatsoenlijke sociaaldemocratische partij dan ook van voor de ideologische verenpluk bij de aanvang van de algehele neoliberale verdwazing.

Naast het feit dat de leiders van de westerse landen de neoliberale aanpassingsdwang, zoals Wöltgens al constateerde, sterk verinnerlijkt hebben, worden zij geregeld geconfronteerd met de aanbevelingen van gezaghebbend verklaarde instanties als het CPB en de OESO, de in Parijs gevestigde Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling, die oorspronkelijk tot doel had te helpen bij het uitvoeren van het Marshallplan voor de wederopbouw van Europa na de Tweede Wereldoorlog, maar zich  uiteindelijk ontpopte als een bolwerk van waaruit de neoliberale globalisering wordt gepromoot.

Na zijn functie als minister van Sociale Zaken[1] in de eerste kabinetten Balkenende werd Aart Jan de Geus voor zijn feitelijke afschaffing van de arbeidsongeschiktheidswetgeving en verdere ‘hervorming’ van vrijwel alle sociale wetten in Nederland beloond met een hoge post bij deze organisatie (zoals gezegd: plaatsvervangend secretaris-generaal, verantwoordelijk voor de portefeuille hervormingsbeleid). In het genoemde interview bevestigt hij volmondig dat de politieke kleur niet meer uitmaakt voor de speelruimte van Europese regeringen. Men kan bezuinigingen wat meer of minder snel doorvoeren en hier en daar een accentje wat anders leggen, maar daarmee houdt het dan ook op: ‘uiteindelijk staat elke regering voor dezelfde onvermijdelijke hervormingen’. Of zoals Wöltgens het zei: ‘Hooguit de modaliteiten vormen nog een onderwerp van gesprek.’ Democratie is bij die ‘onvermijdelijke hervormingen’ eigenlijk een belemmering geworden. ‘Leiders’ zouden volgens De Geus dan ook ‘moeten regeren of er geen verkiezingen meer kwamen…’ Bovendien: ‘protesten en impopulariteit horen erbij.’ 

Onder normale omstandigheden zou zich voor de neoliberale leiders hier een probleem voordoen. Leiders die zich niets van protesten en impopulariteit onder de bevolking aantrekken, worden immers niet herkozen en kunnen hun missie niet voltooien. Onder dit neoliberale bewind heeft de bevolking bij verkiezingen echter geen alternatief. Alle partijen zijn immers in meerdere of mindere mate neoliberaal geworden. Wisseling van de wacht biedt dus geen soelaas. Feitelijk heeft er een stiekeme staatsgreep plaatsgevonden. Waarna dus de genoemde dictatuur van de markt werd ingesteld met haar verwoestende effecten op de samenleving: (ik parafraseer Wöltgens) grotere inkomensongelijkheid, nieuwe armoede, geringere aanspraak op voorzieningen, drastische vermindering van de solidariteit, ongastvrijheid jegens vluchtelingen, toenemende politieke desinteresse onder de kiezers die instinctief voelen dat voor hun regering haar reputatie tegenover mondiale financiële instellingen zwaarder weegt dan haar betrouwbaarheid tegenover hen.

Is de situatie dan volstrekt uitzichtloos, zal de lezer zich afvragen. In zekere zin: ja. Noordwest-Europa is volkomen neoliberaal dichtgetimmerd. Daar gloort voorlopig geen hoop. Gelukkig hebben we echter nog Frankrijk en de VS. Sinds het uitbreken van de financiële crisis verzet Frankrijk zich tegen de neoliberale invulling van ‘het project Europa’, dat in zijn ogen moet worden teruggedraaid, en is men daar van mening dat de politiek weer greep moet krijgen op de ongebreidelde globalisering. In zijn kritiek op de in zijn optiek disproportionele bezuinigingen van landen als Duitsland en Nederland wordt Frankrijk bijgevallen door de Amerikaanse president Obama, die vindt dat de economie langer gestimuleerd moet worden in plaats van afgeknepen met rigoureuze bezuinigingen, maar van Europese kant juist verweten wordt ‘te Keynesiaans te redeneren’.

Hoelang de bevrijding van Nederland van zijn neoliberale bezetting nog gaat duren, valt moeilijk te voorspellen. Het zal in ieder geval niet van vandaag op morgen zijn. Daarvoor zijn er teveel streberige De Geusjes.


[1] Op het Orwelliaanse karakter van deze aanduiding voor deze persoon in deze functie heb ik reeds eerder gewezen, zie het artikel ‘Kleerhangers sorteren of creperen’ in het Katholiek Nieuwsblad van 7 mei 2007 (link).

zaterdag 2 februari 2013

The Big Child Eater

Dit artikel is voor het eerst, in de oorspronkelijke versie, verschenen op de website van de Stichting BAM (Bescherming Akoestisch Milieu) en vervolgens, met enige aanpassingen en onder de titel "Wat uit kinderkeeltjes komt is altijd goed', in NRC-Handelsblad van 28-9-2009, waarop een hevige discussie ontstond.




Vastgesteld is dat op een gemiddeld Nederlands schoolplein het geluidsvolume het maximaal toegestane decibellage met tien procent overschrijdt. Dit betekent dat onderwijzend personeel in feite wettelijk verplicht is om dezelfde geluidsdempers op de oren te dragen als mensen die met een drilboor werken, of op Schiphol. Thomas Rosenboom, Denkend aan Holland.


De ongelukkige die in Nederland het lot getroffen heeft, zoals schrijver dezes, naast een school te wonen en die het waagt zich te beklagen over de almaar toenemende overlast afkomstig van het geschreeuw en gegil op de daarbij gelegen speelpleinen, wordt weggezet als een zeur, c.q. ‘zeikerd’, c.q. querulant. Kinderen zijn immers per definitie schattig, hoeveel kabaal ze ook produceren en hoe ongemanierd ze ook zijn. En geen groter genoegen voor de gemiddelde Nederlander dan zijn eigen ‘zelfzuchtige genen’ op en buiten het eigen erf te horen krijsen.

Zelfs je eigen, door de overlast blijkbaar reeds geheel afgestompte, want herriebestendige, buren reageren in zo’n geval vaak: "Als je niet tegen het geluid kunt dat die lieve kindjes maken die daar zo schattig spelen met elkaar, had je maar niet naast een school moeten gaan wonen. Ga verhuizen! En trouwens: een fatsoenlijke hardwerkende Nederlander is overdag niet thuis en heeft er dus ook geen last van. En de lamstraal die desondanks toch thuis is, hoeft toch overdag zeker niet te slapen?" Overigens ben ík niet naast de school gaan wonen, maar heeft de school zich naast mijn woning gevestigd. En als de verdere bewoners van de buurt waarin je woont er lucht van krijgen dat je een juridische procedure gestart bent tegen de herrie van de school, groeten ze je nooit meer en sporen ze hun kinderen aan je uit te schelden en eieren en stenen tegen (of door) je ruiten te gooien.

Tot zover deze beknopte schets van de hedendaagse vaderlandse omgangsvormen. Feit is dat de geluidshinder afkomstig van schoolpleinen wel degelijk enorm is toegenomen. Niet alleen zijn Nederlandse scholen de afgelopen decennia steeds groter geworden door de samenvoeging van kleuter- en basisonderwijs, het beleid van opheffen van kleine scholen en het aanmoedigen van fusies. Ook het traditionele speelkwartier waarbij kinderen -mede met het oog op de overlast voor omwonenden- eenmaal daags gedurende een beperkte tijd buiten speelden, is iets van vroeger geworden. Schoolklassen hebben nu ieder op een verschillend tijdstip een eigen speelpauze, zodat er nu de hele dag door kinderen buiten spelen en het de hele dag door ‘speelkwartier’ is. Evenmin bevorderlijk voor de rust rond scholen is het feit dat een aanzienlijk deel van de kinderen viermaal daags vlak voor school wordt afgezet en opgehaald met niet zelden van disco-dreunen bonkende automobielen (bij voorkeur SUV’s en Hummers) die de omringende straten langdurig onveilig maken en verstoppen.

Daarnaast kennen we sinds enige tijd de voor scholen verplichte voor-, na- en tussenschoolse opvang, waardoor het geschreeuw nu van half acht ’s morgens non-stop tot half zeven ’s avonds doorgaat.
Waarna het schoolplein in bezit genomen wordt door joelmuilen en hangjongeren uit de buurt en van ver daarbuiten. (Verzoeken aan de politie om handhavend op te treden op grond van het op het schoolplein geldende, door de bekende blauwe bordjes aangegeven toegangsverbod, worden meewarig weggewuifd op het regionale call-center dat je tegenwoordig moet bellen als je een poging wilt doen de wijkagent te spreken te krijgen).

En alsof dit alles niet reeds zou volstaan om omwonenden van scholen horendol te maken, zijn de kinderen in de loop der jaren ook nog steeds luidruchtiger geworden. Ze lijken niet meer te kunnen spelen zonder aan een stuk door te gillen en in een voortdurende razernij van rennen, slaan en schoppen te verkeren. Een ontwikkeling, waarvoor filosofe Paula Kuitenbrouwer vorig jaar op 15 juli in NRC Handelsblad wel een plausibele verklaring had. Doordat ‘socialisering’ in grote groepen in kinderdagverblijven en op scholen kritiekloos als de beste vorm van opvoeding wordt beschouwd, hebben kinderen al vanaf zeer jonge leeftijd alleen leeftijdgenootjes en vaak nauwelijks volwassen leidsters als rolmodellen. In een dergelijke omgeving, waarin ze door het massale karakter ervan, onze hectische en volle samenleving reeds zeer vroeg ervaren, zijn ze voortdurend in de weer met klasgenootjes en krijgen ze geen moment rust, zodat het geen wonder is dat ze aan gedragsstoornissen gaan lijden. Zo’n systeem van kinderopvang is wel handig voor hun op werk gefixeerde ouders, maar de kinderen zelf worden er niet socialer van. Meer rustige uren in huiselijke kring en selectiever omgang met vriendjes is beter voor de ontwikkeling, aldus mevrouw Kuitenbrouwer. Maar in het ouderlijk huis zegt slechts de muis ‘piep’ in het voorhuis.

Gelukkig bestaat er op Europees niveau aandacht voor de geluidsoverlast veroorzaakt door kinderen, zoals bleek uit de in 2005 gestarte Europese campagne Stop that noise! van Eurocommissaris Spidla, waarbij ook nadrukkelijk werd ingegaan op het probleem van het kinderkabaal, en uit de nieuwe Europese normen voor geluidsoverlast, waarin gesteld wordt dat het aantal decibellen in scholen en kinderdagverblijven en op schoolpleinen de 87 niet mag overschrijden.

Geheel in strijd met dit Europese besef is echter het populistische geluid dat de Nederlandse milieuminister Cramer liet horen, die volgens het Nederlands Dagblad van 20 november 2008 verklaarde: "Kinderen moeten in het speelkwartier op het schoolplein naar hartelust kunnen schreeuwen. Als regels tegen geluidshinder dat onmogelijk maken, moeten die worden aangepast." Gesteund door een Kamermeerderheid wijzigde zij dan ook eerder dit jaar het zgn. Activiteitenbesluit: zelfs schoolpleinen die geheel door woningen worden omsloten hoeven niets meer te doen aan geluidsoverlast die veroorzaakt wordt door spelende kinderen. Met omwonenden van scholen, die numeriek natuurlijk te onbeduidend zijn om electoraal enig gewicht in de schaal te leggen, hoeven scholen en kinderdagverblijven dus totaal geen rekening meer te houden. Deze elementaire vorm van fatsoen hoef je van de overheid blijkbaar niet meer ‘te doen’- zelfs niet als kinderen daarvan getuige zijn, die toch het goede voorbeeld zouden moeten krijgen.

Kunnen getergde omwonenden dan niet bij de rechter aanvoeren dat het Nederlandse beleid in strijd is met Europese normen? Nee: de Europese normen zien slechts op arbeidsomstandigheden en hebben alleen tot doel om het gehoor van werknemers, in dit geval dus de juffen en meesters van de scholen, te beschermen. Omwonenden vallen daar niet onder.

Misschien echter zou de geluidsterreur waaronder zij te lijden hebben via de omweg van de Arbowetgeving toch ook kunnen worden aangepakt. Als het gehoor van de onderwijsgevenden van een school beschermd wordt, profiteren de omwonenden daar immers ook van. Het probleem bij deze aanpak is echter - tenzij de Arbeidsinpectie ook op eigen initiatief controles zou houden[1]- dat een schooljuf of meester daarvoor een klacht moet indienen tegen zijn of haar werkgever en dit waarschijnlijk de grenzen van de moed van zo’n leerkracht ver overschrijdt.

Ook zou men zich kunnen afvragen of de Nederlandse overheid door omwonenden van scholen in het geheel niet tegen de daarvan afkomstige ernstige geluidshinder te beschermen niet in strijd met artikel 3 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens handelt, dat een verbod op foltering inhoudt, en zich feitelijk schuldig maakt aan geestelijke marteling middels geluid, op grond waarvan men wellicht ook een rechtszaak zou kunnen starten? Een dergelijke procedure vergt alleen wel jaren.
Helaas valt eveneens van het meest sympathieke middel, een beroep op gewone redelijkheid, weinig te verwachten. De suggestie terug te keren naar het oude regime van één gezamenlijk speelkwartier, of het voorstel een poging te ondernemen kinderen te laten beseffen dat ze ook kunnen spelen zonder voortdurend te schreeuwen en hen zich te laten realiseren dat mensen in hun omgeving ook oren hebben, wordt door school- en gemeentebesturen afgewimpeld als totaal wereldvreemd.

Wanhopig door het -ook ondanks het permanente dragen van oordoppen- almaar aanhoudende geschreeuw van de schoolpleinen in mijn omgeving (die zich de laatste tijd ook nog eens bezig is te ontwikkelen van een rustige, knarrenrijke buurt tot één die in makelaarsproza ‘kindvriendelijk’ zou kunnen worden genoemd) en alle problemen die opdoemen bij het nadenken over een juridische oplossing, heb ik sinds enige tijd soms dan ook visoenen van eindelijk een Verlosser Van De Kinderplaag. Die stel ik mij voor als een soort kruising van King Kong en de Homerische Cycloop: een overweldigend grote, woeste, ruigbehaarde gestalte die plotseling uit de bosjes bij het speelplein opduikt, de overal voor de school geparkeerde terreinwagens van de wachtende ouders plet in zijn gang, en met zijn enorme klauwen voor de ogen van hun in paniek geraakte moeders een paar dozijn van de brullende schatjes en inmiddels gillende kleuterjuffen grijpt, ze met hun koppen tegen de muur van de school slaat - zoals, naar Homerus verhaalt, de Cycloop met de makkers van Odysseus deed tegen de rotsen van diens grotwoning, en ze vervolgens met grote gulzigheid rauw verslindt met zijn van vers kinderbloed druipende, grote, hoekige tanden. The Big Child Eater. De uitgehongerde, voor de even later rondfluitende politiekogels volstrekt immune, Grote Kindervreter.

Eindelijk rust aan mijn gekgebrulde hoofd.


[1] Om erachter te komen of dit inderdaad het geval is, zou men een verzoek ingevolge de Wet Openbaarheid Bestuur (Wob) bij het Ministerie van Sociale Zaken, waar de Arbeidsinspectie onder valt, moeten indienen.

 


Dan de versie van de NRC:


WAT UIT KINDERKEELTJES KOMT IS ALTIJD GOED




Door Louis van Overbeek
Vorige week besloot minister Cramer dat de geluidsnormen niet gelden voor schoolpleinen en kinderspeelplaatsen. De buren zijn de klos. 

De ongelukkige die in Nederland het lot treft om naast een school te wonen, hoeft zich vanaf vorige week geen illusies meer te maken. Kindergeschreeuw wordt vanaf 1 januari 2010 vrijgesteld van de geluidsnormen, heeft minister Cramer (VROM, PvdA) besloten.

Niet dat het veel uitmaakt. Want ieder die het waagt zich te beklagen over het geschreeuw en gegil op het speelplein, wordt weggezet als een zeur. Kinderen zijn immers per definitie schattig, hoeveel kabaal ze ook produceren en hoe ongemanierd ze ook zijn.

Zelfs je eigen, door de overlast blijkbaar reeds geheel afgestompte buren reageren in zo’n geval vaak: „Als je niet tegen het geluid kunt dat die lieve kindjes maken had je maar niet naast een school moeten gaan wonen. En trouwens: een fatsoenlijke hardwerkende Nederlander is overdag niet thuis en heeft er dus ook geen last van.’’

Feit is dat de geluidshinder afkomstig van schoolpleinen sterk is toegenomen. Niet alleen zijn Nederlandse scholen de afgelopen decennia steeds groter geworden door de samenvoeging van kleuter- en basisonderwijs, het beleid van opheffen van kleine scholen en het aanmoedigen van fusies. Ook het traditionele speelkwartier, waarbij kinderen eenmaal daags gedurende een beperkte tijd buiten speelden, is iets van vroeger geworden. Schoolklassen hebben nu ieder op een verschillend tijdstip een eigen speelpauze, zodat er nu de gehele dag door kinderen buiten spelen en het de hele dag door ‘speelkwartier’ is.

Daarnaast kennen we sinds enige tijd de voor scholen verplichte voor-, na- en tussenschoolse opvang, waardoor het geschreeuw nu van half acht ’s morgens non-stop tot half zeven ’s avonds doorgaat.
En alsof dit alles niet zou volstaan om omwonenden van scholen horendol te maken, zijn de kinderen in de loop der jaren steeds luidruchtiger geworden. Ze lijken niet meer te kunnen spelen zonder aan één stuk door te gillen en in een voortdurende staat van razernij van rennen, slaan en schoppen te verkeren, een ontwikkeling, waarvoor filosofe Paula Kuitenbrouwer vorig jaar een plausibele verklaring had. Doordat ‘socialisering’ in grote groepen in kinderdagverblijven en op scholen als de beste vorm van opvoeding wordt beschouwd, hebben kinderen al vanaf jonge leeftijd alleen leeftijdgenootjes als rolmodellen. In een dergelijke omgeving krijgen ze geen moment rust, zodat het geen wonder is dat ze aan gedragsstoornissen gaan lijden. Zo’n systeem van kinderopvang is wel handig voor hun op werk gefixeerde ouders, maar de kinderen zelf worden er niet socialer van. Meer rustige uren in huiselijke kring en selectiever omgang met vriendjes is beter voor de ontwikkeling, aldus Kuitenbrouwer.

Gelukkig bestaat er op Europees niveau wel aandacht voor de geluidsoverlast zoals bleek uit de in 2005 gestarte Europese campagne Stop that noise! van eurocommissaris Spidla, waarbij ook nadrukkelijk werd ingegaan op het probleem van het kinderkabaal. De Europese normen voor geluidsoverlast op scholen en kinderdagverblijven mogen de 87 decibel niet overschrijden.
Geheel in strijd met dit Europese besef is echter het geluid dat minister Cramer al vorig jaar liet horen, die volgens het Nederlands Dagblad van 20 november 2008 verklaarde: „Kinderen moeten in het speelkwartier op het schoolplein naar hartelust kunnen schreeuwen. Als regels tegen geluidshinder dat onmogelijk maken, moeten die worden aangepast.”

Gesteund door een Kamermeerderheid wijzigde zij dan ook het Activiteitenbesluit: zelfs schoolpleinen die geheel door woningen worden omsloten, hoeven niets te doen aan geluidsoverlast. Met omwonenden, die numeriek natuurlijk te onbeduidend zijn om electoraal enig gewicht in de schaal te leggen, hoeven scholen dus geen rekening meer te houden.
Kunnen getergde omwonenden dan niet bij de rechter aanvoeren dat het Nederlandse beleid in strijd is met Europese normen? Nee, de Europese normen zien slechts toe op arbeidsomstandigheden en hebben alleen tot doel om het gehoor van werknemers, in dit geval de juffen en meesters, te beschermen. Omwonenden vallen daar niet onder.

Ook zou men zich kunnen afvragen of de Nederlandse overheid door omwonenden van scholen in het geheel niet tegen de geluidshinder te beschermen niet in strijd met artikel 3 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens handelt, dat een verbod op foltering inhoudt, en zich feitelijk schuldig maakt aan geestelijke marteling op grond waarvan men wellicht ook een rechtszaak zou kunnen starten?

En ten slotte valt ook van het meest sympathieke middel, een beroep op gewone redelijkheid, weinig te verwachten. De suggestie terug te keren naar het oude regime van één gezamenlijk speelkwartier, of het voorstel een poging te ondernemen kinderen te laten beseffen dat ze ook kunnen spelen zonder voortdurend te schreeuwen en zich te laten realiseren dat mensen in hun omgeving ook oren hebben, wordt door school- en gemeentebesturen afgewimpeld als totaal wereldvreemd.

4 mei: Vorden herdenkt nazi-soldaten

Duits oorlogsgraf Vorden
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
In het Achterhoekse Vorden acht men de tijd rijp om bij de Dodenherdenking op 4 mei ook de gevallen nazi-soldaten te gaan herdenken. Onder het publiek is veel bijval. Het zou een nobele daad van vergeving zijn.
 
In het Gelderse plaatsje Vorden vindt het plaatselijke Comité 4 mei dat de tijd is aangebroken om tijdens de Dodenherdenking ook stil te staan bij de daar in de Tweede Wereldoorlog gevallen Duitse soldaten. Vorden is een van de weinige plaatsen in Nederland waar op de algemene begraafplaats Duitse soldaten uit WO II begraven liggen (10 Duitse vliegeniers en soldaten), omdat hier sprake is van een particulier graf, gekocht door de vader van een van de omgekomen vliegeniers. Bijna alle andere Duitse graven zijn na de oorlog naar de centrale Duitse Oorlogsbegraafplaats in Ysselsteyn overgebracht.

'Ons bereikten signalen', aldus Bart Hartelman van het Comité (en van de Raad van Kerken) in de regionale Stentor van 17 april jl., 'om naast de omgekomen Britse soldaten ook deze gevallen Duitse soldaten bij de herdenking te betrekken'. Van wie deze 'signalen' afkomstig zijn vertelt hij er niet bij, maar legt uit: 'Na de plechtigheid bij de graven van de geallieerden zal de terugweg langs de Duitse graven leiden'. De plechtigheid zal 'een sober karakter' dragen, maar wel worden opgeluisterd door het Vordens Mannenkoor dat het lied Brüder reicht die Hand zum Bunde ten gehore zal brengen.
'Ons comité is ooit...opgezet door oud-verzetstrijders', zo vervolgt Hartelman. 'Inmiddels zijn deze verzetsleden gestorven en is volgens ons nu de weg vrij om ook de Duitse soldaten uit de anonimiteit te halen. Overigens hoeven mensen niet per se mee te lopen naar het collectieve graf van de Duitsers'.
Is dat even boffen. Dat we niet door de huidige leden van het Comité 4 mei Vorden - verraden die eigenlijk niet alsnog op gruwelijke wijze de oprichters van hun eigen comité ?- tegen de muur worden gezet als we niet willen meedoen aan het tijdens de Dodenherdenking 'uit de anonimiteit halen' (rehabiliteren dus) van deze Moffen!

Voor de goede orde: schrijver dezes heeft niets tegen de huidige Duitsers en luistert zelfs graag naar hun Kulturradio WDR3. Wel heeft hij het gevoel dat de wandaden die hun voorvaderen hebben bedreven - het willens en wetens aan de macht helpen van het absolute kwaad en hun verantwoordelijkheid voor het systematisch uitroeien van miljoenen mensen -zo groot zijn, dat zij daarmee niet alleen grote schuld op zichzelf hebben geladen, maar, als in de Griekse tragedie, ook op de generaties na hen. Of deze daarmee in ieder geval bezoedeld hebben. In dit geval betreft het echter niet eens de nakomelingen van onze toenmalige vijand, maar deze zelf in zijn gedaante van omgekomen nazisoldaten en -vliegeniers, en is het spreken van vergeving als motief voor mede-herdenking en het schermen met Nelson Mandela als navolgenswaardig voorbeeld, zoals in sommige positieve reacties op dit bericht wel is gebeurd, nogal gratuit en een banalisering van de nazitijd.

Ik was dan ook nogal verontwaardigd over het Stentor-bericht en wilde naar aanleiding daarvan een kritische lezersreactie plaatsen op de website van de krant. Daarin vroeg ik mij af of 'de weg nu ook vrij is' voor de plaatsing van een - uiteraard 'sober'- standbeeld van de Führer op de begraafplaats, waarvoor het Vordens Mannenkoor dan het Horst-Wessel-Lied kan aanheffen. Mij hebben immers ook 'signalen bereikt' dat dit zeer zou worden geapprecieerd (door neonazi's). Deze reactie werd door de Stentor echter gewoontegetrouw gecensureerd.

Naschrift
Inmiddels is duidelijk geworden dat ook het Nationaal Comité 4 en 5 mei het plan heeft opgevat – en inmiddels onder druk van de hierover ontstane ophef (met tegenzin) ook al weer laten varen – om bij de Nationale Herdenking op de Dam op 4 mei met een gedicht van een scholier een (Nederlandse) SS'er te herdenken – de oud-oom van de scholier – die vrijwillig diende aan het Oostfront en wiens eenheid zich daar schuldig heeft gemaakt aan het executeren van Oost-Europese Joden. Dat Achterhoekse Vorden is kennelijk uiterst trendy.
Deze 'zorgwekkende trend, waarbij de grens tussen slachtoffer en dader in de Tweede Wereldoorlog steeds verder vervaagt', zoals Esther Voet, adjunct-directeur van het Centrum Informatie en Documentatie Israel (CIDI), het formuleerde in NRC Handelsblad, maakt dat zich een patroon begint af te tekenen, waarbij Nederland bij zijn Nationale Dodenherdenking ook nazisoldaten en landverraders gaat betrekken.

Waarschijnlijk ligt aan deze ontwikkeling een reeks van oorzaken ten gronde, waarvan ik enkele mogelijke noem: 1. een steeds groter failliet van het geschiedenisonderwijs in het primaire en secundaire onderwijs 2. een wijd verbreid gevulgariseerd postmodern relativisme en een daaruit voortvloeiend ontbreken van een moreel kader en ideologisch inzicht in de achtergronden van WOII 3. de verwatering van de nationale dodenherdenking doordat de focus daarbij niet langer exclusief op WOII wordt gelegd, maar ook op andere oorlogen die sindsdien hebben plaatsgevonden 4.het feit, waaraan ik als eens eerder een stukje heb gewijd onder de titel 'Rare opvattingen', dat vertegenwoordigers van maatschappelijke organisaties in Nederland de laatste jaren, onder invloed van massieve overheidsproganda en modieuze ideetjes, allerlei standpunten zijn gaan innemen, die volkomen haaks staan op de belangen die zij, naar men zou verwachten, behartigen, zoals sociaaldemocratische partijen en vakbonden die pleiten voor de afbraak van de sociale zekerheid, hoogleraren Klassieke Talen die de feitelijke opheffing van hun vak in het middelbaar onderwijs voorstaan, etc.

Als in 1940 een even grote mate van desinteresse inzake morele vraagstukken in de samenleving zou hebben geheerst als thans, moet men zich afvragen of er überhaupt ooit van enig verzet van betekenis sprake zou zijn geweest.

Gepubliceerd Katholiek Nieuwsblad 27-4-2012

Vorden zet herdenking nazi-soldaten gewoon door

Voorzitter Comité 4 mei hekelt op Omroep Gelderland 'de toon van het debat'
 
 Het Comité 4 mei van de Gelderse plaats Vorden evenals de gemeenteraad en burgemeester Aaldering van de gemeente Bronkhorst, waar Vorden onder valt, zetten hun plan om op 4 mei ook nazi-soldaten te herdenken gewoon door'. Ben Hartelman van het Comité 4 mei, zei dat de organisatie niet van plan is te wijken voor ''ongenuanceerde'' reacties. Waarschijnlijk doelde hij daarmee op het opinieartikel op deze site van Louis van Overbeek, die de kwestie aanhangig maakte.
 
'Moffenherdenking'
Het doorzetten van de plannen geschiedt ondanks het feit dat op facebook door een joodse organisatie een actie is gestart om de organisatie op andere gedachten te brengen en dat het Amsterdamse 4 en 5 mei Comité na protest tegen een vergelijkbaar voornemen - het tijdens de Dodenherdenking op de Dam laten voordragen van een gedicht waarin een Nederlandse Waffen-SS-er wordt herdacht - wél van zijn oorspronkelijke voornemen heeft afgezien, zij het met grote tegenzin. Het argument om wat wel genoemd wordt deze 'Moffenherdenking' toch plaats te laten vinden, is dat een meerderheid van de bevolking daar vóór zou zijn.

'Onbegrijpelijk'
Op de website van de regionale Omroep Gelderland bestempelt rabbijn Menno ten Brink het eren van Duitse militairen als "een slag in het gezicht van de slachtoffers" en de actie als "onbegrijpelijk". "We kunnen er dan beter mee stoppen als vriend en vijand, slachtoffer en moordenaar worden herdacht", aldus de rabbijn.

Gepubliceerd Katholiek Nieuwsblad 1-5-2012

Heeft Vorden zijn bevrijding eigenlijk nog wel verdiend?

Gepubliceerd Katholiek Dagblad 7-5-2012
 
Een opiniebijdrage op deze website veroorzaakte een (inter)nationale rel. Maar ook achteraf houdt Vorden het foute been stijf.

Zowel het Comité 4 mei als het gemeentebestuur als de gehele bevolking van het Gelderse plaatsje menen bij de jaarlijkse Dodenherdenking ook nazi-soldaten te moeten eren. Stormen van nationale en internationale verontwaardiging en een rechterlijke uitspraak* ten spijt, VVD-burgemeester Henk Aalderink staat pal voor zijn germanofiele dorp. Vorden is echt 'fout', zoals stond te lezen op de sleep achter het vliegtuigje dat in de late middag van de vierde mei op initiatief van het Joodse actiecomité TOF (Tradition is Our Future) boven het dorp cirkelde.

Kort geding
Nadat het Comité 4 mei van het dorp in samenwerking met het gemeentebestuur het onzalige plan had opgevat dit jaar tijdens de dodenherdenking ook de in het dorp begraven liggende nazi-soldaten te herdenken en daarmee nationale en internationale verbijstering had veroorzaakt, de aandacht en instemming van neonazi's en ultrarechtse groeperingen had gewekt en een Joodse organisatie had gedwongen een kort geding tegen dit voor haar grievende initiatief tegen de gemeente aan te spannen, dat door de gemeente werd verloren, legde VVD-burgemeester Henk Aalderink de voor hem negatieve uitspraak van de kortgedingrechter – een verbod op de geplande herdenking van nazi-soldaten op 4 mei – uit als een overwinning voor hem: "Het plan van ons Comité 4 mei gaat gewoon door zoals wij wilden. Alleen mag ik zelf even niet langs de Duitse graven lopen, maar daar hebben we het nog wel eens over." Hij wil juristen laten uitzoeken of de rechter met zijn voor hem negatieve uitspraak zijn boekje niet te buiten is gegaan.
Tijdens de herdenking zelf betoonden vrijwel alle bezoekers ervan, in plaats van zijn onmiddellijke aftreden te eisen, steun aan de burgemeester, die dus van de rechter niet langs de Duitse graven mocht gaan, door dit zelf wél te doen en er bloemen op te leggen, terwijl een Duits 'vriendschapslied' werd aangeheven.

Meer pr dan journalistiek
In locale en regionale media werden op websites met berichten over de kwestie, waarin de Vordense herdenking - waarbij dus zo'n 95% van de aanwezigen de nazi-soldaten had geëerd - als "waardig verlopen" werd gekenschetst, tal van antisemitische reacties** achtergelaten. Tegelijk werden critici van de foute burgemeester en zijn van begrip voor de nazi-soldaten overlopende burgers gecensureerd. In een interview met de ontspoorde burgemeester bij de regionale omroep werd bij voorbaat uitgegaan van zijn goede bedoelingen en werden in verband met de kwestie gebruikte termen (gedoeld werd op 'nazi-soldaten' en 'Moffenherdenking') als te grof om in de uitzending te herhalen gekwalificeerd en werden kritische vragen zorgvuldig vermeden, zodat hier eerder sprake was van een pr-actie dan van journalistiek.
Vorden is echt heel erg fout. Men schijnt daar collectief zijn verstand te hebben verloren.
Je begint je onderhand af te vragen of dit dorp het eigenlijk nog wel heeft verdiend ooit te zijn bevrijd.

* Zie Rechtspraak.nl: LJN: BW4958
** Ook op de avond van de Dodenherdenking werd in het eveneens Achterhoekse Winterswijk, naar Omroep Gelderland meldt, een Joods graf bespuugd. De Achterhoek is van oudsher berucht vanwege zijn sterk antisemitische geneigdheid.

Zie verder ook 'Vorden capituleert' op de website van Arnold Karskens.

NRC maakt antisemitisme weer salonfähig


Verschenen in Katholiek Dagblad 10-5-2012

Tijdens de Dodenherdenking in het Achterhoekse Vorden gebeurde iets huiveringwekkends.
Vrijwel alle bezoekers van de herdenking liepen langs de zerken van de daar begraven nazi-soldaten en sommigen legden er zelfs bloemen, ondanks de ophef die over het voornemen hiertoe, vooral in Joodse kring, was ontstaan. Alleen de burgemeester liep niet langs de Duitse graven omdat hem dat, tot zijn grote woede, als gevolg van de uitspraak in een kort geding was verboden.Op regionale websites waarop over de gebeurtenis werd bericht, verschenen tal van antisemitische uitlatingen en op een begraafplaats in het eveneens Achterhoekse Winterswijk werd op diezelfde avond van de vierde mei een Joods graf bespuugd.

Nu staat de Achterhoek van oudsher bekend als een streek waar antisemitisme welig tiert. In dit geval zou men dus kunnen denken: 'Ach, het werk van een paar boerenkinkels uit een met krantenpapier dichtgeplakt gebied!' Al bleef het vreemd dat het gemeentebestuur en het Comité 4 mei in Vorden het initiatief tot deze bedenkelijke herdenking hadden genomen.

Wie op 7 mei echter NRC-Handelsblad op de opiniepagina opensloeg, ontdekte dat deze inschatting niet de juiste was. In een column van Ewoud Sanders met de onheilspellende kop 'Maak dodenherdenking geen Jodenherdenking' kon men vernemen dat ook de NRC bezig is nazi's te rehabiliteren en antisemitisme weer salonfähig te maken.

Sanders betoogt immers dat er sprake is van een 'toenemende monopolisering door Joodse splintergroeperingen van de dodenherdenking' die 'wrevel wekt' omdat deze zich 'respectloos en beschamend' gedragen en 'de dodenherdenking een nationale herdenking is, geen Jodenherdenking'. Nu heb ik, voor zover ik weet (anders dan – krankzinnigerwijs – de heer Sanders zelf), in het geheel geen Joodse wortels, en ben ik van ruim na de oorlog, maar ook mij - en bij mijn weten gelukkig nog tal van weldenkende niet-Joodse Nederlanders, waaronder bijvoorbeeld oorlogsverslaggever Arnold Karskens blijkens zijn (weblog)stukje 'Vorden capituleert'- doen dit soort herdenkingen van nazi-soldaten, zoals in Vorden, en Nederlandse Waffen-SS-ers, zoals men aanvankelijk op de Dam van plan was, de rillingen over het lijf lopen.

Is het failliet van het geschiedenisonderwijs in Nederland dan werkelijk zo groot dat zelfs kennelijke historici als Sanders blijkbaar niet meer weten dat met het nazi-regime het absolute kwaad aan de macht was gekomen? Is de kracht van het postmoderne relativisme nog steeds zo groot en wordt de relativerende aanpak uit de hedendaagse Nederlandse geschiedschrijving met betrekking tot 'goed' en 'fout' waar het de Nederlandse bevolking betreft, nu ook al - en zelfs bij de Nationale Dodenherdenking - toegepast op representanten van het verschrikkelijke nazi-regime? Wel bij Sanders, die immers naar aanleiding van deze gelegenheid betoogt dat de geschiedschrijving van de laatste decennia immers heeft geleerd 'dat de tweedeling tussen goed en fout veel te simplistisch is'.
Ik weet dat NRC-Handelsblad al jaren 'de nuance zoekt'. Maar met zoveel relativering en Umwertung aller Werte van een vaste medewerker van de krant begint de 'slijpsteen voor de geest' tot vulling voor de onderbuik te worden.

Louis van Overbeek is freelance publicist. Recentelijk maakte hij op deze website de 'kwestie Vorden' aanhangig, waarop een (inter)nationale rel ontstond. Een sterk verkorte versie van bovenstaande aanvullende opiniebijdrage over de 'affaire Vorden' verschijnt vandaag in NRC Handelsblad.

P.S. Na de eigenlijke voltooiing van dit stukje zie ik dat NRC-Handelsblad in het hoofdredactioneel commentaar van 9 mei nog duidelijker partij kiest. Hierin wordt de vraag opgeworpen of de rechter die in kort geding het herdenken van nazi-soldaten op 4 mei door het Vordense burgemeester verbood, zijn competentie niet heeft overschreden. Het commentaar gaat verder met beledigende kritiek op de motivering van het rechterlijke vonnis, waarvan het niveau niet zou uitsteken boven dat van de eerste de beste ingezonden krantenbrief. Ook allerlei rechtsgeleerden bemoeien zich er inmiddels mee. Op deze wijze wordt een poging gedaan van de kwestie een juridische zaak te maken, terwijl het toch vooral een morele kwestie is.

Pleidooi voor een dictatuur van de meerderheid

Oorspronkelijk verschenen in december 2010 in het Katholiek Nieuwsblad en op Indymedia

Sinds het aan de macht komen van het, door de proletenpartij van Wilders gedoogde, uiterst rechtse kabinet Rutte in Nederland generen toejuichers van deze ontwikkeling zich er niet meer voor onder veel nationalistische retoriek te pleiten voor het afschaffen van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens en zo de rechtsstaat om zeep te helpen.

Hoewel ook onder de neoliberale kabinetten Balkenende de Nederlandse wetgever blijk gaf van minachting voor internationale verdragen, poogde men in die tijd naar buiten toe nog een zekere schijn van fatsoen op te houden. Men voerde weliswaar uit bezuinigings- en ideologische motieven wetten in – vooral op het gebied van de sociale zekerheid, maar ook waar het gold het asielrecht, het privacyrecht en het oorlogsrecht – die in strijd waren met internationale verdragen, maar veinsde zich hiervan niet bewust te zijn. In werkelijkheid wist men natuurlijk heel goed dat de kans bestond dat dit soort rammelende, en feitelijk zelfs inconstitutionele wetgeving – artikel 94 van de Grondwet bepaalt immers dat alle wetgeving aan het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) moet worden getoetst – ooit zou moeten worden teruggedraaid, maar ook dat het jaren kon duren voor deze Europese toetsing zou plaatsvinden, als het daarvan überhaupt ooit zou komen, en de ondeugdelijke wetgeving tot die tijd gewoon van kracht zou blijven en men er tot dat moment naar hartenlust op los kon bezuinigen.

Sinds het aantreden van het door de canaillepartij van Wilders gedoogde kabinet Rutte is het uit met deze hypocrisie en is openlijk de aanval ingezet op (vermoedelijk om mee te beginnen) het Europese Hof voor de Rechten van de Mens in Straatsburg, dat na de gruwelen van WOII werd opgericht om te voorkomen dat de grondrechten nog langer uitsluitend zouden zijn toevertrouwd aan de nationale staten. De toejuichers van de nieuwe rechtse lente in Nederland tonen nu onbeschaamd hun ware fascistoïde gelaat. Zo ook rechtenpromovendus Baudet afgelopen zaterdag in de NRC (Opinie & Debat, 13 november), waarin hij de stelling poneert dat het Europese Hof zijn oorspronkelijke taak van ultieme controle op misbruik van staatsmacht heeft opgerekt om al het bestaande nationale recht aan zijn eigen opvattingen te toetsen, en daarmee het recht van de lidstaten van het EVRM ‘zomaar aan de hand van allerlei vage beginselen (bedoeld worden de grondrechten, LvO) door een stel buitenlandse rechters van tafel veegt’ en zo een ernstige inbreuk vormt op de democratie. Hij roept dan ook op serieus te overwegen het Hof, als het zijn koers niet drastisch wijzigt, maar op te heffen, een opvatting waarvoor ook bij een van de huidige coalitiepartners wel sympathie lijkt te bestaan.
Men zou natuurlijk hartelijk kunnen lachen om zo’n brallerig rechts, van alle realiteitszin verstoken voorstel. Ik refereerde reeds aan het feit dat in onze ‘eigen, nationale’ grondwet is vastgelegd dat internationale verdragen voorrang hebben op de nationale wetten en regels. Toch lijkt het mij goed in deze tijden van populistisch simplisme, waarin bedenkelijke uitlatingen voor electoraal succes zorgen, krachtig op dergelijke geluiden te reageren.

Het grootste probleem met het betoog van de heer Baudet, en ook merkwaardig gezien zijn juridische achtergrond, is het ontbreken daarin van enige notie van het begrip ‘rechtsstaat’ in relatie met het begrip ‘democratie’ waarover Baudet zich wél uitlaat, en wel in die zin dat daarop een inbreuk wordt gemaakt door het Europese Hof. Een concrete steen des aanstoots wordt daarbij gevormd door een uitspraak van het Hof dat Nederland een Somalische asielzoeker niet mag uitzetten ‘omdat uitzetting in de opvatting van het Hof schending van zijn recht om niet gemarteld te worden zou betekenen’ en hier dus ‘wordt ingegrepen in ons nationale immigratiebeleid, tot stand gekomen na uitvoerig publiek debat en gesanctioneerd door het democratisch gekozen parlement’.

Deze passage legt het probleem haarscherp bloot. In een rechtsstaat worden de burgers tegen de macht van de overheid beschermd door wetten, die, wanneer zich een conflict voordoet, geïnterpreteerd worden door onafhankelijke rechters. Een democratie hoeft – hoewel de begrippen democratie en rechtsstaat vaak door elkaar worden gebruikt – niet per definitie een rechtsstaat te zijn. Dat is alleen het geval in een democratische rechtsstaat, de staatsvorm waarover ook Vande Lanotte schrijft in zijn Handboek EVRM: ‘Democratie impliceert echter niet dat de mening van de meerderheid altijd dient te primeren: er dient een evenwicht gevonden te worden welke een eerlijke en passende of rechtmatige behandeling van minderheden verzekert en misbruik van de dominante positie vermijdt’( J. Vande Lanotte/Y. Haeck, Handboek EVRM, dl. 1, Antwerpen-Oxford, 2005, p. 200). Baudet beseft kennelijk niet of kan het niet schelen dat het EVRM zozeer het fundament vormt van onze rechtsstaat, dat zelfs een democratische meerderheid zich bij haar beginselen dient neer te leggen, en wil de democratische rechtstaat vervangen door een dictatuur van de meerderheid en zo de poorten van de barbarij wijd openzetten en bijvoorbeeld asielzoekers als een wrede meerderheid daarin geen probleem ziet gewoon in het land van herkomst laten martelen.

Dat een dergelijk voorstel tot opheffing van het Europese Hof afkomstig is van een jurist uit Nederland, dat met Finland het enige land van de EU is waar de nationale rechters wetten ook al niet mogen toetsen aan de grondwet en Europese controle op de nationale wetgeving dus nog veel dringender gewenst is dan elders, maar zich anderzijds met Den Haag wel wil profileren als internationale hoofdstad van het recht, maakt het allemaal nog veel zotter.

De dwangarbeid van Hennie van der Most

Bul Super (en zijn compagnon Hiep Hieper)
Gepubliceerd 2-3-2011 Indymedia, 9-3-2011 website SP- Zutphen

Dwangarbeid voor bijstandsgerechtigden is in Nederland sinds 2004 schering en inslag. De Overijsselse superondernemer Hennie van der Most houdt zich tegenwoordig ook met politiek bezig. Ook hij doet nu een duit in het zakje van de gedwongen tewerkstelling van nietsnutten. 


Hennie van der Most, de zich bij voorkeur per helikopter verplaatsende superondernemer uit het oosten des lands, begint zich te ontwikkelen tot een miniatuur-Berlusconi. Evenals zijn viriele Italiaanse voorbeeld stelt Hennie zich niet langer tevreden met zijn vastgoedbezittingen en pretparkenimperium, maar streeft hij tegenwoordig ook mediamacht na. Inmiddels heeft hij een eigen programma bij de publieke omroep en is hij daarnaast mede-eigenaar van het regionale televisiestation Graafschap TV. Ook roert hij zich, als een ware Silvio, in de politiek, al is het dan nog op lokaal niveau, in de gemeente waar hij recentelijk een landgoed heeft aangekocht: Lochem. Daar is hij lijstduwer en nu ook – een met veel voorkeursstemmen gekozen - raadslid van (uiteraard) de VVD.

In het kader van zijn politieke aspiraties heeft Van der Most nu een plan bedacht dat hij via de lokale VVD-fractie bij de gemeente heeft ingediend en waarmee hij het probleem van de langdurige werkloosheid wil aanpakken. Iedereen die langer dan een jaar werkloos is en een bijstands- of ander soort werkloosheidsuitkering ontvangt en ‘toch maar thuis zit te niksen’, dient zich in zijn plan dagelijks op een centrale plaats, het zogeheten ‘Werkatelier’, waarvoor Van der Most een leegstaande kazerne op het oog heeft, te melden, en daar van acht uur ’s morgens tot vijf uur ’s avonds gedwongen aanwezig te zijn. Daarbij heeft de betreffende onproductieveling dan drie opties: 1. zich (maximaal 5 x 3 maanden lang) gratis inzetten voor een met Van der Most bevriend bedrijf (‘stage lopen’) 2. andere werklozen opleiden in zijn eigen vak en 3. verplicht ‘recreëren’ in het ‘Werkatelier’.

Nu mag er in de nieuwe bijstandswet - de in 2004 van kracht geworden en door toenmalig staatssecretaris Mark Rutte voorbereide Wet Werk en Bijstand (WWB) - heel veel dat feitelijk in strijd is met Europese mensenrechtenverdragen en waarover dan ook nog druk geprocedeerd wordt, maar wat de heer Van der Most voorstelt is zelfs in strijd met de WWB en gedeeltelijk ook met het Wetboek van Strafrecht, zodat hier sprake is van het oproepen tot het begaan van een misdrijf. Want wat is verplicht ‘recreëren’ in een leegstaande kazerne anders dan wat wordt aangeduid met de term ‘wederrechtelijke vrijheidsberoving’? En hoe kun je een werkloze dwingen zijn eigen concurrentiepositie nog verder te verzwakken - en zijn eigen werkloosheid dus te bestendigen - door hem een ander de kneepjes van zijn eigen vak uit de doeken te laten doen?

Eigenlijk bestaat er in het plan Van der Most dus maar één optie voor de bijstandsgerechtigde: gratis zijn arbeidskracht ten dienste stellen van een met Van der Most bevriend bedrijf, en daarmee is het plan in strijd met de WWB. Deze wet stelt immers het opleggen van gedwongen tewerkstelling aan bijstandsgerechtigden slechts toe als er wordt voldaan aan twee voorwaarden: 1. het aangeboden werk dient bij te dragen aan de verbetering van het arbeidsmarktperspectief van de betrokkene en 2. er moet sprake zijn van op het individu toegesneden maatwerk. Maatwerk leveren en het bieden van maar één optie aan iedereen is echter met elkaar in strijd.

Duidelijk wordt dan ook dat Van der Most helemaal geen maatschappelijk doel voor ogen staat, maar dat het hem er alleen maar om te doen is gratis arbeidskrachten te leveren aan zijn eigen vriendjes, de lokale ondernemers, en dat hij daarmee niet alleen concurrentievervalsing creëert, maar in feite zelfs het lijfeigenschap nieuw leven inblaast.

Verder lijkt het raadzaam dat een gemeente die zijn, veelal kwetsbare, bijstandsgerechtigden toevertrouwd aan een reïntegreerder/werkgever er goed aan doet vooraf diens antecedenten even te checken. In het geval Van der Most zou dan blijken dat deze nogal dubieus zijn. Zo werd in het reactorgebouw van de door onze succesondernemer tot een pretpark omgevormde kerncentrale Kalkar, vlak over de Duitse grens, het lijk gevonden van wat bleek te zijn een illegale werknemer uit Kazachstan. Het onderzoekjournalistieke radioprogramma Argos heeft daar destijds nog een uitzending aan gewijd.

Het onzalige plan Van der Most blijkt inmiddels al te zijn besproken met staatssecretaris De Krom van Sociale Zaken, die razend enthousiast is volgens partijgenoten. Ook in de gemeenteraad van Lochem zou zich een raadsbrede meerderheid beginnen af te tekenen.

Burgers van Lochem weest dus waakzaam. Hoedt u voor deze Overijsselse Bul Super.


Link naar de genoemde uitzending van het radioprogramma Argos van 2 mei 2009:

 http://weblogs.vpro.nl/argos/?s=kalkar




PS Bovenstaand artikel werd geweigerd door de regionale krant De Stentor, die in het betreffende verspreidingsgebied een monopoliepositie bezit. Waarschijnlijk is hier sprake van belangenverstrengeling tussen de ondernemer en de krant.








 

Dansez maintenant!

Gepubliceerd 26-5-2010 Konfrontatie Digitaal




Na de hypotheekcrisis, de kredietcrisis en de bankencrisis zou je verwachten dat men - onze bestuurderen - , na zoveel scha en schande toch wel enigszins wijs geworden, het neoliberale denken dat van al deze crises de hoofdoorzaak is geweest nu toch wel zou hebben afgezworen. Wie echter achter de façades van de dagelijkse hypes kijkt, ziet dat niets minder waar is: zowel de nationale staten, waaronder Nederland, als Europa werken hun neoliberale agenda gewoon verder af. Met name op het punt van werkgelegenheid en sociale voorzieningen.

Nederland zet, na een recente uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) [LJN: BL1093], nu zelfs met instemming van de hoogste bestuursrechter op dit gebied, zijn neoliberale, ‘activerende’, op de top van Lissabon afgesproken, beleid van gedwongen tewerkstelling van uitkeringsgerechtigden voort, hoewel dit flagrant in strijd is met het Europese Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM).[1]

Het onlangs naar aanleiding van de talrijke dwalingen in het strafrecht geopperde voorstel van rechtspsycholoog Wagenaar om bij volgende rechtszaken burgers systematisch vooringenomen rechters te laten wraken, zou dan ook niet, zoals in het oorspronkelijke voorstel, beperkt moeten worden tot het strafrecht, maar zich ook tot andere rechtsgebieden moeten uitstrekken. In ieder geval tot het bestuursrecht, waarin de burger, zoals door de studie van Toine Tak al jaren bekend is, volstrekt beroofd is geraakt van welke vorm van bescherming tegen de (heden ten dage dus neoliberale) overheid dan ook.

Hoezeer ook Europa een nog steeds voortdurend neoliberaal project is, ondervindt momenteel vooral de Griekse burger aan den lijve, op wie, onder het mom van economische hulp, zoals eerder onder meer op de Chilenen onder Pinochet en de Russen onder Jeltsin, het beproefde Chicago Boys recept van een economische shocktherapie wordt toegepast. De noodlijdende Griekse regering - in de problemen gebracht door een slecht doordachte introductie van de euro - ontvangt hulp van de lidstaten van de EU en het Internationaal Monetair Fonds (IMF) op voorwaarde dat zij radicaal bespaart op haar burgers, ter bevordering van de economie eens goed de zweep over hun rug legt, hen veel langer laat doorwerken, tegelijkertijd loon laat inleveren en de belasting fors verhoogt.

Het volk van Balkenende, de Duitsers en zelfs de Vlamingen verklaren met nadruk en zelfs trots, dat zij de Grieken niet steunen uit solidariteit, maar alleen om zelf beter te worden van de extra rente die zij voor hun ‘steun’ in rekening menen te kunnen brengen en omdat nu de gelegenheid zich voordoet hen, die onbetrouwbare, luie Hellenen, eens lekker te bestraffen voor het feit dat zij, evenals andere mediterrane Europanen, een relaxte levenswijze prefereren boven een Angelsaksische, neoliberale arbeidsmoraal. Anders zouden zij hun werkritme natuurlijk ook niet kunnen aanpassen aan hun klimaat en zouden zij de wortels van hun cultuur moeten verloochenen. In het antieke Griekenland, toen de ‘wolkenvergaarder’ nog op de Olympus de godenvergadering voorzat, gold loonarbeid immers als een schande en geld verdienen als een platte bezigheid voor slaven, een vrij man onwaardig.
                                                       
Onlangs verklaarde de Griekse publicist Nikos Dimou (75) dan ook onomwonden in Nederlandse dagbladen, dat de Grieken ‘een vrij negatief beeld hebben van de Duitsers omdat die zo hard werken’. En dan te bedenken dat voor Nederlandse begrippen Duitsland nog een oase van contemplatie is. Het is voor de heer Dimou dan ook niet te hopen dat hij ooit zal worden blootgesteld aan uitingen van de Nederlandse samenleving, zoals bijvoorbeeld de vaderlandse  radio met zijn uitsluitend door half Amerikaans brabbelende ADHD-patiënten gepresenteerde oceanen van reclame en nieuwsprogramma’s waarvan de inhoud vaak alleen zaken doen, de beurs, leaseauto’s en carrière maken betreft.  

Ondertussen doen de Noord-Europeanen in hun geheel met hun genoemde houding nog het meest denken aan die nare mier uit de fabel van Jean de la Fontaine, die haar buurvrouw, de cicade, als die haar, na een zomer vol uitbundig gezang, getroffen door de winterschaarste een paar graankorrels komt vragen, toebitst: ‘Je moest toch zonodig zingen toen het tijd was om te werken, dans dan nu maar’.


[1] Zie hierover mijn artikel ‘Rechters en krommers’ in het Katholiek Nieuwsblad van 19-2-2010.