De publicitair uiterst succesvolle jonge historicus en
jurist Thierry Baudet, die al eerder pleitte voor een dictatuur van de
meerderheid (NRC Handelsblad 13-11-2010), ontwaart tegenwoordig in allerlei van
hem afkomstige schrijfsels en interviews bij politieke en culturele elites in
Nederland en daarbuiten een ziekelijke afkeer van geborgenheid en een eveneens
pathologische drang naar ontworteling en vervreemding. Dit hoewel anderzijds
wordt geconstateerd dat bij het grote publiek, veel Tweede Kamerleden en in de
massamedia juist het chauvinisme hoogtij viert.[1]
Deze ‘afkeer van het eigene’ duidde Baudet, voor het eerst
in een column uit 2012 in de NRC, aan met de term oikofobie. Hiermee
volgt hij zijn co-promotor na, de conservatieve Britse filosoof Roger Scruton
(Baudet promoveerde in 2012 in Leiden bij Paul Cliteur). Scruton had de aanduiding
(Engelse spelling: ‘oikophobia’) gebruikt in een lezing, die inhoudelijk
sterke overeenkomst vertoont met het betoog van Baudet, in Antwerpen voor de
nationalistische en rechts-conservatieve politieke partij Vlaams Belang.[2]
Deelnemers PVV-demonstratie Den Haag 21-9-13 |
Hoe gevaarlijk een dergelijke oproep tot meer ‘Heimatdenken’
is, zou men een historicus en jurist toch niet meer moeten hoeven uitleggen na
de twintigste eeuw, waarin reeksen oorlogen en genocides juist daarin hun
oorzaak vonden, en aan het eind waarvan de voormalige Franse president
Mitterand in een rede voor het Europees Parlement concludeerde: le
nationalisme c’est la guerre.
Meer dan enig ander heeft de Frans-joodse filosoof Levinas
(1906-1995) erop gewezen dat er verwantschap bestaat tussen een sterke
gehechtheid aan de eigen omgeving en de nazistische verheerlijking van Blut
und Boden. Dit door de Duitse Romantiek geïnspireerde Heimatsdenken
trof hij vooral aan in het werk van de vanwege zijn nazi-sympathieën beruchte
grote Duitse denker Martin Heidegger (1889-1976). Deze meende dat de moderne
mens van zichzelf vervreemd is geraakt door de almaar voortschrijdende techniek
en dat de remedie daarvoor te vinden is in het aangaan door de mens van een
innige band met zijn directe leefomgeving (in de terminologie van Heidegger
‘der Ort’). Dit gedweep met de eigen bodem is echter gevaarlijk, aldus Levinas,
alleen al doordat daardoor een scheiding tussen autochtone bewoners en
vreemdelingen ontstaat. Met een mogelijke vijandigheid jegens en wens tot
verdrijving van deze laatsten.
Een punt waardoor we eveneens bij WOII uitkomen - en dat
sommigen dus wel weer een ‘Godwin’ zullen noemen - is het feit dat neo-nationalisten als Baudet,
maar bijvoorbeeld ook Marine Le Pen van het uiterst rechtse Franse Front
National, willen dat ook in de rechtspraak het primaat weer, net als voor
WOII, bij het nationale recht komt te liggen en dat het in Straatsburg
gevestigde supranationale Europees Hof voor de Rechten van de Mens, dat is
opgericht om de eerbiediging van het Europees Verdrag voor de Rechten van de
Mensen (1950) te verzekeren, als het zijn koers niet drastisch wijzigt, wordt
opgeheven.[3] Een EVRM
en een EHRM die nu juist in het leven zijn geroepen om gruwelen als begaan
onder het nazi-regime in de toekomst te voorkomen door universele,
natuurrechtelijke noties in de vorm van mensenrechten, die, als juridische
noviteit, in de delictsomschrijvingen bij de geallieerde tribunalen van
Neurenberg en Tokio werden verondersteld, in 1948 tot universele mensenrechten
te verklaren en vervolgens juridisch te positiveren in internationale
verdragen. Door universele natuurwetten als hoogste rechtsbron te doen gelden,
onafhankelijk van het toevallige feit of ze door het nationale, positieve recht
worden erkend, konden de autoriteiten van het Derde Rijk (en het Japanse
keizerrijk) en hun wetten als misdadig worden veroordeeld, hoewel ze tijdens
hun gezagsuitoefening formeel aan alle eisen van de toenmalige nationale,
positivistische wetgeving met haar strikte scheiding van recht en moraal
voldeden.[4]
Men kan zich afvragen of een overgang naar het strenge,
bijna calvinistische kosmopolitisme van Levinas, die in zijn artikel Heidegger,
Gagarin en wij uit 1961 de vlucht van de eerste mens in de ruimte als een
ultieme overwinning ziet op de aardgebondenheid van de mens en daarmee op
Heideggers idee van verworteling met ‘de Plaats’, de gemiddelde burger niet
even zwaar zou vallen als ophouden met roken, of - hoeveel weerzin de bio-instrie
ook bij hem opwekt - met het helemaal stoppen van het eten van vlees. Temeer
doordat deze burger zich als gevolg van een doorgeschoten modernisme in
bijvoorbeeld de (landschaps)architectuur, die door onder andere grootschalige
ruilverkaveling geleid heeft tot een wat wel genoemd wordt de ‘onthistorisering
van het landschap’, toch al geconfronteerd wordt met een gevoel van
ontworteling en heimwee naar een plek waar hij zich geborgen kan voelen.[5]
Maar ook al zou een sterker gevoel van geborgenheid uiteindelijk
misschien juist ook tot een grotere openheid voor het vreemde kunnen leiden,
toch blijft een pleidooi voor meer Heimatsdenken
als dat van de nieuwe doctor Baudet, die ook nog eens alle moderne kunst vanaf
het begin van de 20e eeuw als entartet beschouwt, en daarmee
aardig op weg is zich te ontwikkelen in de richting van een academisch
bruinhemd, gevaarlijk.
[1]
Zie bijvoorbeeld de artikelen ‘Nederlandse zelfhaat? Kijk eens naar Boer zoekt
Vrouw Internationaal’ van Mark Koster, The Post Online 10-9-13 en ‘Oikofobie?
We zijn juist alleen maar bezig met ons thuisgevoel’ van Jan Willem Duyvendak,
NRC 14-9-13.
[2]
Zie: http://www.brusselsjournal.com/node/1126
[3]
Zie hierover Baudet in het al het genoemde artikel uit 2010.
[4]
Een en ander wordt helder uiteengezet in de ‘Algemene inleiding’ van C.W.
Maris, F.C.L.M. Jacobs (red.),
Rechtsvinding en de grondslagen van het recht, Assen 2011.
[5]
Een interessant stuk over deze materie is te vinden in F.W.J. Keulartz, Plaats
tussen utopia en nostalgia, in: Plaats. Verbondenheid met natuur en landschap,
Zeist 2011, pp. 118-128.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten