Hoewel ons land vergelijkenderwijs al arm is aan bos en
bomen, is door een beleidswijziging de vergunning die men nodig heeft (had) om
een boom te mogen kappen onder het motto ‘deregulering’ feitelijk afgeschaft.
En dan: wat is natuur nog in dit land? (J.C. Bloem, De
Dapperstraat)
Vorige maand hebben in de provincie Gelderland de fracties
van GroenLinks en de SP vragen gesteld over de enorme toename van het aantal,
niet zelden monumentale, bomen dat gekapt wordt in hun provincie. De
gedeputeerden menen dat de oorzaak hiervan vooral gezocht moet worden in de
gestegen houtprijs, waardoor het voor gemeenten aantrekkelijk wordt gekapte
bomen te verkopen als biomassa, en in de bezuinigingen op de gemeentelijke
budgetten voor groenonderhoud, dat kappen eveneens voordelig maakt.
Wat vrijwel niemand zich lijkt te realiseren - en ook
vrijwel volledig uit zowel de regionale als de landelijke publiciteit is
gebleven - is dat deze kapwoede zich niet beperkt tot de provincie Gelderland,
maar in heel Nederland, dat in vergelijking met omringende landen toch al arm is
aan bos en bomen, al jaren gaande is, en dat de oorzaak hiervan vooral gelegen
is in een beleidswijziging van inmiddels een jaar of tien geleden. Hierdoor is in
tal van gemeenten de kapvergunning voor bomen feitelijk afgeschaft en de
burger, wiens leefomgeving door het vellen van bomen wordt aangetast, in 80 of
90% van de gevallen van de mogelijkheid tot bezwaar en beroep beroofd.
Moest men voorheen als men een boom wilde kappen daarvoor
altijd over een door de gemeente te verlenen vergunning beschikken, sinds
enkele jaren is dit nog slechts nodig in zeer uitzonderlijke gevallen, namelijk
als het een boom betreft die door de gemeente op een lijst van beschermde bomen
is geplaatst - een voorrecht dat slechts een zeer select gezelschap van bomen
ten deel is gevallen - en die dan ook nog op een bepaalde hoogte een zekere
dikte moet hebben. Of, in de ambtelijke taal van de nieuwe bomenverordeningen:
het is nog slechts verboden ‘beschermde houtopstand’ te kappen.
Deze uniformiteit van gemeentelijk kapbeleid - dit nieuwe
beleid geldt, zoals gezegd, in vrijwel alle gemeenten - is een gevolg van de
rol van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) in deze kwestie. Bijna
alle gemeenten maken voor de nieuwe kapverordening, waarmee zij om de zoveel
jaar moeten komen, immers gebruik van een door de VNG aangeleverde model-APV
(Algemene Plaatselijke Verordening, waarvan de kapverordening meestal onderdeel
is). De hierin opgenomen beleidswijziging gaat terug op een voorstel van toenmalige
staatssecretaris (van Economische Zaken!) Van Gennip (CDA), die gemeenten in
2006 in haar zogenoemde Meibrief Vereenvoudiging Vergunningen - die op
28 april 2006 naar de voorzitter van de Tweede Kamer is verzonden (Kamerstuk
29515, nr. 140) -, aanmoedigde het modieuze begrip ‘deregulering’ ook op hun
groenbeleid toe te passen. Zo kon burger, bedrijfsleven en ambtenaar de moeite
van het aanvragen, respectievelijk verstrekken van een kapvergunning worden
bespaard (en zo gemeenten de mogelijkheid worden gegeven om door middel van kap
op onderhoud van het groen te besparen en projectontwikkelaars nog meer de
vrije hand worden gelaten door tegenstribbelende omwonenden bij voorbaat elk
juridisch handvat te ontnemen).
De voorstellen uit de ‘Meibrief’ werden grotendeels
gerealiseerd middels de Wet Algemene Bepalingen Omgevingsrecht (Wabo),
die per 1 oktober 2010 in werking is getreden, en die tot doel heeft
vereenvoudiging en deregulering, en die op haar beurt weer vervangen gaat worden
door de Omgevingswet, die nog in de maak is, naar verwachting in 2019
van kracht zal worden, en nog verdere deregulering mogelijk moet maken. In de
nieuwe Wabo vervangt en vereenvoudigt de zgn. omgevingsvergunning veel eerdere
vergunningen, zoals de kapvergunning en de ontheffing Flora- en Faunawet.
Het bovenstaande heeft alleen betrekking op de bomenkap
binnen de bebouwde kom. Voor het kappen van bomen buiten de bebouwde kom
(waarbij een onderscheid gemaakt moet worden tussen bebouwde kom in de zin van
de Wegenwet en bebouwde kom in de zin van de Wabo) geldt de Wet
Natuurbescherming, die de oude Boswet vervangt, waarvan de gevolgen
minder desastreus zijn dan die van de Wabo, maar waarvan het doel wel degelijk
ook weer deregulering is.
Een voorbeeld van grootschalige bomenkap in Gelderland is
die welke plaatsvindt nabij het aan de Veluwezoom gelegen NS-station Dieren in
het kader van de zogenaamde
Traverse Dieren, waarbij ca. 600 bomen
moeten wijken voor de bundeling van de N348 met het spoor en de bouw van een
zogenaamde ‘open tunnelbak’ om de doorstroming van het verkeer door het
plaatsje te verbeteren.
|
Tunnelbak Traverse Dieren. Foto: Studio Rheden/Martin de Jongh |
Dit voorbeeld kan echter gemakkelijk worden aangevuld met zeer
vele andere, zowel in Gelderland, als in de rest van Nederland, van Brabant tot
Noord-Holland en van Zeeland tot Overijssel. Zo zal dankzij een
staatssecretaris van de partij van het rentmeesterschap weldra bijna de laatste
boom van Nederland worden geveld.