Nederland is de laatste jaren, het is al van verschillende
kanten opgemerkt, erg in zichzelf gekeerd geraakt. Het heeft, behalve als het volstrekt
onontkoombaar wereldnieuws betreft (Brexit, Trump, etc.), nauwelijks meer belangstelling
voor de rest van de wereld. Al langer is sprake van een ontwikkeling waarbij
actualiteiten, achtergronden bij het nieuws of duiding een steeds kleinere
plaats innemen bij de publieke omroep. Van een bont scala van
actualiteitenrubrieken, zowel op radio als televisie, is nog slechts een
schamel restje overgebleven, waarbij dan ook nog veel aandacht uitgaat naar
sport, wat feitelijk geen nieuws, maar amusement is, en waarbij namen worden
gebruikt als De Nieuws BV en Nieuws en Co, die eerder naar het
bedrijfsleven dan naar de journalistiek verwijzen, en veelal gepresenteerd worden
door voormalige diskjockeys. Deze zomer werd op dit vlak een dieptepunt
bereikt.
De zomer van 2016 was immers vooral de zomer waarin de
burger in Nederland door de publieke omroep onder de naam ‘sportzomer’ op
tirannieke wijze op een streng dieet van sport, sport en nog eens sport werd
gezet. Radio- en televisiezendtijd werd maandenlang vrijwel de klok rond gevuld
met hysterische verslagen van voetbalwedstrijden, tennis, wielrennen, Olympische
Spelen, zwemmen, atletiek en wat al niet, en de buitenwereld hield, hoewel zich
daarin tal van historische gebeurtenissen voltrokken, bijna op te bestaan. Meer
nog dan van een ‘sportzomer’ was er sprake van een ‘nieuwswinter’. Zelfs hoofdzakelijk
uit vertier bestaande, maar soms een sprankje opinie bevattende talkshows werden
van het scherm gebannen, hetgeen zelfs onze minister van Binnenlandse Zaken
deed verzuchten dat actualiteit en debat kennelijk geen kerntaken van de publieke omroep meer waren.
Zelfs aan gebeurtenissen die zich afspeelden in ons directe
buurland en plaatsvonden op een beleidsterrein waarop zich bij ons
vergelijkbare ontwikkelingen hebben voorgedaan - de onder neoliberale invloed
van de afgelopen decennia steeds verdere aanscherping van de regels in de
sociale zekerheid - werd in de mainstream pers en media geen serieuze aandacht
besteed.
Nadat het Duitse Constitutionele Hof (het Bundesverfassungsgericht) in Karlsruhe (het gerechtshof dat tot taak heeft om wetten in geval van twijfel aan de grondwet te toetsen) in 2010 het lage niveau van de Hartz IV-uitkering (de Duitse bijstand) ongrondwettig had verklaard, want niet verenigbaar met de menselijke waardigheid, en nadat uit berichtgeving in Spiegel Online (o.a. op 8 april jl.) was gebleken dat in meer dan één op de drie gevallen klagers tegen strafkortingen op hun uitkering door de Duitse rechter in het gelijk worden gesteld, oordeelde het Sozialgericht van Gotha (deelstaat Thüringen) op 26 mei 2015 dat het opleggen van strafkortingen aan bijstandsgerechtigden deze mensen onder het bestaansminimum drukt, en in strijd is met de eisen van de menselijke waardigheid, die in de Duitse Grondwet zijn verankerd.
Om deze reden werd de uitspraak doorverwezen naar het Bundesverfassungsgericht, dat in juni 2016 van mening bleek dat de rechters uit Gotha ‘gewichtige Fragen’ aan de orde stelden, maar het verzoek tot toetsing door het Hof op formele gronden afwees. De rechters uit Gotha hadden onvoldoende duidelijk gemaakt of de klager wel voldoende geïnformeerd was geweest over de gevolgen van zijn handelwijze (sancties), omdat de kwestie anders geen zaak zou zijn voor het Hof. Uit Gotha heeft men Karlsruhe inmiddels laten weten dat de klager wel degelijk op de hoogte was van de gevolgen van zijn handelen en men alsnog verzocht om toetsing.
Een interessante vraag is of men ook voor de Nederlandse praktijk iets kan leren van dit Duitse voorbeeld. Het sanctioneringregime is hier immers niet milder dan bij onze oosterburen. In het hier genoemde geval was sprake van een strafkorting van tweemaal 30, dus 60%. In Nederland bedragen strafkortingen in reactie op weigering van in het kader van de Participatiewet verplichte arbeid soms wel vrolijk 100%.
Een probleem is dat men in Nederland, hoewel dat zichzelf aanduidt als ‘zetel van het internationale recht’, een nationale wet, in dit geval de Participatiewet, anders dan in vrijwel elk ander Europees land, niet kan toetsen aan de Grondwet.[1] Hiervoor moet men in Nederland gebruik maken van de omweg van toetsing aan een Europees of internationaal verdrag, bijvoorbeeld het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). In dít verdrag is echter geen bepaling opgenomen waarop men zich in dit geval zou kunnen beroepen.
Daarvoor moet men zich wenden tot het Europees Sociaal Handvest (ESH), dat in artikel 13 bepaalt dat nationale staten ervoor dienen te zorgen dat iedereen recht kan doen gelden op adequate ondersteuning. Indien strafkortingen worden toegepast op mensen met een bijstandsuitkering komen dezen onder het bestaansminimum, wat strijdig is met de menselijke waardigheid en in strijd is met het Handvest. Iets vergelijkbaars geldt voor het Internationaal Verdrag inzake economische, sociale en culturele rechten (IVESCR), een verdrag van de Verenigde Naties, gebaseerd op de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens, dat in artikel 11 mensenrechtelijke normen voor een behoorlijke levensstandaard formuleert. De bepalingen uit beide laatstgenoemde verdragen worden evenwel over het algemeen niet aangemerkt als ‘een ieder verbindend’. Men kan er dus geen beroep op doen bij een rechter. Uiteindelijk beslist de rechter daarover evenwel zelf.
Laat ons vooralsnog eerst maar wachten op de uitspraak in Karlsruhe, die wellicht ook voor Nederland van belang is. Hopelijk is tegen die tijd de ‘sportzomer’ hier eindelijk voorbij en horen we er zelfs in Nederland iets van.
[1] Overigens is de situatie in Nederland, ontdekte ik
toen ik met dit stukje bezig was, nog veel absurder. Zelfs al zou de rechter in
Nederland wel aan de grondwet kunnen toetsen, dan nog zou hij daarmee in dit
geval niets opschieten en zou hij het Sozialgericht Gotha niet kunnen
navolgen: in Nederland is namelijk het begrip ‘menselijke waardigheid’, dat is
vastgelegd in de preambule van de Universele Verklaring van de Rechten van de
Mens en de basis vormt van alle grondrechten, niet eens in de grondwet
verankerd.