De opstellers van een recent rapport over misstanden in
Amsterdamse reïntegratietrajecten lijken vooral te handelen uit eigenbelang,
beroepsblindheid en conformisme aan de macht. Zo slagen zij er niet in de werkelijke oorzaak
van de problemen bloot te leggen.
Recent is een, in opdracht van de Amsterdamse SP-wethouder
Vliegenthart vervaardigd, rapport verschenen van twee hoogleraren over de
misstanden bij Amsterdamse reïntegratietrajecten. Het gaat hierbij vooral om
machtsmisbruik en om uitbuiting, vernedering, intimidatie en discriminatie van
verplicht tewerkgestelde bijstandsgerechtigden door gemeente-ambtenaren,
waaronder naast de ‘klantmanagers’ - althans in Amsterdam - ook de zogenoemde
‘werkmeesters’ vallen, onder wie de bijstandsontvangers verplicht (op straffe
van een geheel of gedeeltelijk verlies van hun uitkering) veelal zwaar,
gevaarlijk of afstompend werk moesten verrichten, waarbij zij stelselmatig inhumaan
werden behandeld.
De hoogleraren in kwestie, Rob van Eijbergen
(organisatieverandering, VU, RUG) en Leo Huberts (bestuurskunde, VU)
constateren in hun rapport, getiteld Door de bomen het bos weer zien,
dat er veel mis is bij de Amsterdamse reïntegratietrajecten, maar verklaren met
nadruk dat zij zich distantiëren van de term ‘dwangarbeid’, die in verband met
deze trajecten wel gebezigd is,[1] en dat
er op de persoonlijke integriteit, de motivatie en het idealisme van de
Amsterdamse gemeenteambtenaren niets valt aan te merken. De oplossing voor de
geconstateerde problemen dient volgens Van Eijbergen en Huberts dan ook gezocht
te worden in verbeteringen in de organisatie- en bestuursstructuur.
Deze conclusie lijkt mij een mix van eigenbelang (‘Wij van
WC-eend…') en van een voortgeschreden stadium van beroepsblindheid, de
blikvernauwing die kan optreden ten gevolge van het beroep dat men uitoefent.
Als Vliegenthart aan een visboer in plaats van aan twee bestuurskundigen had gevraagd
wat de oorzaak is van de misstanden bij de sociale dienst, had men grote kans gehad
dat die gezegd zou hebben dat er binnen de organisatie te weinig vis wordt gegeten.
Daarenboven: hoe kun je verwachten dat deze wetenschappers
een helder oordeel geven over een dergelijke kwestie en een goede oplossing
kunnen aanreiken, als ze bij voorbaat al meegaan in de in politiek en
bestuurlijk Nederland bestaande verontrustende communis opinio dat
dwangarbeid voor bijstandsgerechtigden geen dwangarbeid genoemd kan worden en in
het neoliberale geloofsartikel dat het vernederen van werklozen de beste
strategie is om het arbeidsethos van de nog wel werkenden hoog te houden?
Zoals ik al eens eerder heb betoogd:[2] ambtenaren
die bijstandsgerechtigden in opdracht van hun gemeente, die daartoe op haar
beurt gedwongen wordt door een steeds verder aangescherpte - en zelfs met
internationale mensenrechtenverdragen strijdige - bijstandswet (de WWB en sinds
1-1-2015 de Participatiewet), verplicht te werk stellen, zijn te vergelijken
met de proefpersonen in het bekende Amerikaanse Milgram-experiment uit 1963. Zo’n
driekwart van deze proefpersonen blijkt in het experiment, onder druk van een
autoriteit en uit conformisme, bereid medemensen die een fout antwoord geven op
aan hen gestelde vragen als straf steeds zwaardere stroomstoten toe te dienen,
zelfs tot de dood er schijnbaar op volgt, en zo braaf iets te doen wat
eigenlijk tegen hun geweten indruist.
Ook de huidige gemeenteambtenaren (onder wie, zoals gezegd, eveneens
de genoemde ‘werkmeesters’ vallen, met onder hen ex-mariniers,[3] een
categorie mensen van wie men toch al niet kan verwachten dat ze uitblinken in
empathisch vermogen) geven toe aan dubieuze opdrachten uit conformisme (de in
het huidige Nederland vrijwel alom aanvaarde opvatting dat met gedwongen
tewerkstelling van bijstandsontvangers niets mis is) en druk van een autoriteit
(de aangescherpte wet, de gemeentelijke richtlijnen), en zijn onder deze druk bereid
de hun toevertrouwde minvermogende burgers in vernederende dwangarbeidtrajecten
te plaatsen en zo hun mensenrechten te schenden.
Het is onbegrijpelijk dat hoogopgeleide mensen, waartoe we
universiteitsprofessoren - al is het dan in de bestuurskunde - toch wel mogen
rekenen, niet in staat zijn een situatie te herkennen die als twee druppels
water lijkt op een overbekend psychologisch experiment. En dat zij niet lijken
te beseffen dat wat voor veranderingen men ook doorvoert in de organisatie van
een gemeentelijke sociale dienst, men het gedrag van haar medewerkers niet in
gunstige zin kan beïnvloeden - en zeker niet als die deels uit rouwdouwende
ex-mariniers bestaan - zonder dat men iets aan die, door de huidige wet- en regelgeving
ontstane, situatie verandert en men de onethisch gedrag voorschrijvende
landelijke en lokale autoriteiten in rechtsstatelijke zin corrigeert. Of ambtelijke
ongehoorzaamheid propageert.
PS Hoewel dit artikel betrekking heeft om een actueel thema in Amsterdam is het op 28-8 zonder opgaaf van reden geweigerd door de redactie van de hoofdstedelijke krant het Parool.
[1]
‘Wij herkennen niet het door externe belangengroepen geschetste beeld van een
werkkamp met dwangarbeid’. Citaat uit de (‘management’)samenvatting van het
rapport van Van Eijbergen en Huberts. Beide hoogleraren stellen zich hierbij
net zo op als eerder de Groningse hoogleraar sociaal verzekeringsrecht Gijsbert
Vonk, die weliswaar sympathiseert met de slachtoffers van dit overheidsbeleid,
maar in het Dagblad van het Noorden van 26-2-2015 in een interview
verklaarde: ‘Dat soort termen zal ik nooit in de mond nemen. Ik ben niet tegen
de gedachte van een tegenprestatie voor een uitkering.’ Kortom: conformisme aan
the powers that be is ook hoogleraren niet vreemd.
[2] Zie bijv. het artikel Eén nieuw langgerekt
Milgram-experiment, dat verscheen op Mugweb op 1-2-2012: http://www.mugweb.nl/opinie/van-overbeek/een-nieuw-langgerekt-milgram-experiment/
[3] Informatie ontleend aan het besproken rapport Door
de bomen het bos weer zien, p. 18: ‘Het merendeel van de
Werkmeesters, maar ook een deel van de
consulenten komen uit de praktijk en
hebben over het algemeen geen professionele
hulpverlenersachtergrond. De werkmeesters
en ook een van de consulenten van
(reïntegratieproject) de Vinkebrug zijn oud-medewerkers
van het Korps Mariniers.’