woensdag 5 februari 2014

Nederland: werken of dood



In het bericht dat een 63 jarige man die weldra met pensioen mag om die reden euthanasie vraagt en krijgt, komen twee verschijnselen samen die kenmerkend zijn voor het huidige Nederland.

De buitenlander die een spoedcursus kennis van het hedendaagse Nederland wil volgen, doet er goed aan te beginnen met lezing van een bericht uit Nederland dat recentelijk in het nieuws kwam. Namelijk dat over een 63 jarige ambtenaar die binnenkort met pensioen zou gaan en dat zo’n verschrikkelijk vooruitzicht vond, dat hij euthanasie gevraagd en gekregen heeft. Toegepast door een barmhartige psychiater van de ‘Levenseindekliniek’, een instelling die, zoals bekend, in Nederland als een soort pizzakoerier van Magere Hein, de door velen vurig gewenste dood aan huis komt bezorgen. Na samen met zijn collega’s ’s mans ‘euthanasieborrel’ (Maxim Februari, NRC 27-1-14) te hebben bezocht, heeft deze dame, Gerty Casteelen geheten, de rampzalige de volgende de dag een dodelijk drankje in combinatie met een fataal infuus toegediend en hem daarmee ‘ondraaglijk en uitzichtloos lijden’ bespaard.

In dit ongetwijfeld in minder verlichte buitenlanden als krankzinnig beoordeelde bericht komen twee verschijnselen samen, die typerend zijn voor ons eigentijdse Nederland. Ten eerste een sinds het aantreden in 1994 van het eerste Paarse kabinet Kok heersende algehele arbeidsverdwazing (robotamoria), waarbij alom de opvatting heeft postgevat dat
- ondanks aanhoudende welvaart - ten einde de economische ondergang af te wenden, door iedereen zoveel en zo lang mogelijk en tegen iedere prijs, onder de slogan 'Werk, werk en nog eens werk', betaalde arbeid moet worden verricht en zelfs het arbeidspotentieel van moeders met jonge kinderen, gehandicapten en ouden van dagen node kan worden gemist. Hierbij is ook de heilzaamheid van - zelfs de meest geestdodende vorm van - werk voor de betrokkenen zelf tot dogma verheven. Zo werd een toestand van pensionering, waarnaar ooit door velen na een leven lang sappelen reikhalzend werd uitgezien als naar een tijd waarin men eindelijk eens kon gaan doen wat men zelf interessant of aangenaam vond, omgeframed naar een afschuwelijke periode van afgedankt zijn en sociaal isolement.

Een tweede voor Nederland typerend kenmerk is een, zoals de Poolse paus Johannes Paulus II het ooit treffend uitdrukte, ‘cultuur van de dood’, een euthanasiegekte, die Nederland nu al tientallen jaren in haar ban houdt, waarin een doodswens niet langer gezien wordt als de pathologie die het is - afkeer van la Camarde is immers een natuurlijk en universeel gegeven en de Nederlandse euthanamania een akelige perversie -, maar als een fiere uitdrukking van de ultieme zelfbeschikking van de mens.

Danse macabre
Er wordt dan ook vrijwel non stop propaganda gemaakt voor een zo vrij mogelijke euthanasiepraktijk, waarbij tegenstanders ervan systematisch niet aan het woord worden gelaten, de kritiek die het VN-mensenrechtencomité al in 2001 leverde op het gebrek aan bescherming van het leven in de Nederlandse euthanasiewet door opeenvolgende regeringen zelfgenoegzaam wordt afgewezen en de criteria voor vrijwillige levensbeëindiging telkens weer verder worden opgerekt. Hoewel je zou denken ‘dood zijn kun je nog lang genoeg’, is de geest uit de fles, en lijken de Nederlanders zich als lemmingen en masse vrijwillig in de dood te willen storten en is de vraag naar zwarte pillen in de Hollandse polder onverzadigbaar. Hierbij is de Nederlandse euthanamania nog besmettelijk ook: ook veel Vlamingen kunnen nauwelijks meer wachten hun eigen graf te graven, en in Duitsland, Frankrijk en Engeland stijgt het aantal vrienden van Magere Hein eveneens gestaag.

Opmerkelijk bij dit alles is de antichristelijke ondertoon die te bespeuren valt bij deze algehele Nederlandse doodsdrift. Men popelt zich te ontdoen van alle ‘religieuze betutteling’ waaronder men zo lang geleden meent te hebben en de wat meer ontwikkelde zelfbeschikker beroept zich graag op het woord van de antieke, tot de school van Stoa behorende wijsgeer Seneca, die immers verklaarde dat de mens niet werkelijk vrij is als hij niet vrijelijk over zijn leven kan beschikken. Volgens Anton van Hooff, de Nijmeegse oud-historicus in ruste die zich inzet ter bevordering van de belangen van de Nederlandse Vereniging voor een Vrijwillig Levenseinde (NVVE), beleven we momenteel ‘een tussenstadium in de afbraak van het zelfmoordtaboe, dat de christelijke wereld zo’n vijftienhonderd jaar in zijn ban heeft gehouden. Het is nu de postchristelijke tijd om terug te keren naar de antieke idee van de wilsdood’ (vertaling van de term ‘mors voluntaria’, waarmee in Latijnse teksten het begrip ‘zelfmoord’ wel op neutrale wijze wordt aangeduid).

Opvallend ook de parallel – maar door dit op te merken begeef ik me in het huidige Nederland op uiterst glad ijs – tussen de argumenten die men aantreft in de in 1941 vervaardigde nazi-propagandafilm Ich klage an. In deze film wordt een arts aangeklaagd wegens moord omdat hij zijn aan een ernstige vorm van multiple sclerose lijdende vrouw op haar verzoek heeft geëuthanaseerd, maar die in de rechtszaal de aanklacht omkeert: hij, die aangeklaagd wordt, klaagt op zijn beurt de achterhaalde wet aan die het artsen verbiedt ernstig lijdende patiënten te doden uit mededogen, en wordt zo de held van een nieuwe ethiek, zonder vijfde gebod en zonder Hippocrates. De in de film gevolgde argumentatie is vrijwel identiek aan die van de NVVE en de gemiddelde ontvoogde, van alle taboes bevrijde Nederlander: de ongeneeslijk zieke mens heeft recht op een humane, zelfgekozen dood en hetzelfde geldt voor wilsonbekwamen die uitzichtloos lijden. De film - de meest bekende euthanasiefilm uit de geschiedenis - werd evenwel uit imago-motieven niet vertoond op het filmfestival - het eerste filmfestival ter wereld over euthanasie -  dat onderdeel vormde van de feestelijke, door de NVVE gesponsorde, viering van het jubileum van de Nederlandse euthanasiewet begin 2012, waar meer dan 30 films en documentaires over euthanasie uit binnen- en buitenland werden vertoond onder de ludieke titel The End.

In Italië hebben zowel het leven als het nietsdoen het epitheton ‘dolce’ opgeplakt gekregen, in Nederland ligt dat dus duidelijk anders. De aan het begin van dit stuk genoemde fictieve buitenlander die zich in ons contemporaine vaderland gaat verdiepen, zal niet anders kunnen dan tot de conclusie komen, dat de bewoners van dat koninkrijkje aan de zee collectief aan twee ernstige psychische aandoeningen lijden, te weten arbeidsverdwazing en euthanasiegekte, euthanamania en robotamoria. Dat iemand die bijna met pensioen mag daar dus nog liever dood wil, is, dat wetende, hoewel het schokkend blijft, zelfs voor een dergelijke nader geïnformeerde vreemdeling dus ergens wel te begrijpen.


zondag 2 februari 2014

Verloren gewaande stukjes teruggevonden

Louis van Overbeek was ook enige tijd correspondent voor De Nieuwe Juinense Courant. Hiervan twee proeven uit 2005:


KABINET: OOK OVERLEDENEN MOETEN REÏNTEGREREN

Den Haag 29-09-05. Van een onzer redacteuren

Het kabinet heeft vandaag bekend gemaakt dat het met het oog op de vergrijzing en de concurrentie uit verre oorden voornemens is overledenen die minder dan 5 jaar geleden zijn heengegaan en niet zijn gecremeerd te laten opgraven in het kader van een reïntegratieproject.

Na opgraving en een douchebeurt zal betrokkenen een korte opfriscursus worden aangeboden waarna zij zullen zullen worden ingezet in de plantsoendienst en de kinderopvang, waarin zoals bekend grote personeelstekorten bestaan die mede vanuit een oogpunt van emancipatie tot grote zorg aanleiding geven. Het project zal, aldus onze zegsman, niet vrijblijvend van karakter zijn. Minister De Geus vatte het voornemen eerder aldus samen: 'Er is lang genoeg geluierd op het kerkhof.'

De reintegratie zal worden gerealiseerd door een speciale taskforce bestaande uit deskundigen van Sociale Zaken, een commercieel reïntegratiebedrijf en de overkoepelende brancheorganisatie van begrafenisondernemers.


In reactie hierop:


GEMENGDE HAAGSE REACTIES OP PLAN REÏNTEGRATIE OVERLEDENEN

Den Haag,  30-09-05
Van onze redactie

Het kabinetsplan ook overledenen tot reïntegratie in de arbeidsmarkt te verplichten heeft tot uiteenlopende reacties geleid in politiek Den Haag. Oppositieleider Bos (PvdA) verklaart er in principe niet onwelwillend tegenover te staan, maar pleit voor 'enige versoepeling van de overlijdenstermijn': in plaats van overledenen die minder dan 5 jaar geleden zijn heengegaan, geeft hij de voorkeur aan een limiet van 2 jaar. Ook vraagt hij zich af of voor zelfmoordenaars geen uitzondering gemaakt moet worden.

VVD-leider Van Aartsen daarentegen vindt dat 'het tijd is voor een echte cultuuromslag' en wil de taskforce alle graven laten openen 'tot aan de Gouden Eeuw toe, en zelfs de Batavieren mogen wat mij betreft hun handjes wel weer eens laten wapperen', aldus de liberale voorman.

D'66 op haar beurt wil het plan eerst door middel van een referendum voorleggen aan de bevolking. SP-voorman Jan Marijnissen sprak opmerkelijkerwijs van 'een prima idee'. 'Maar' zo voegde hij eraan toe, 'dan moeten deze keer wel de mensen die tijdens hun leven 3x modaal of meer verdienden eraan geloven. Laat de rijke stinkerds nu maar eens pezen. Wij zullen ons er voor inzetten dat Jan met de Pet rustig kan blijven liggen'.

                                                               ***

Ook aan de klauwen der vergetelheid ontrukt:




HET LYNCHEN VAN EEN ‘LUIE DONDER’

Louis van Overbeek

In zijn 100 Avonturen met een Pollepel beschrijft de vooroorlogse literator-lekkerbek Werumeus Buning hoe het simpele tussen de vingers wrijven van een enkel blaadje verse basilicum of tijm ‘de mens doordringt met fijne geur en vrede’ en hem als het ware bij toverslag terugvoert naar een verloren paradijs. Een enigszins vergelijkbare ervaring had ik bij het lezen, al weer enige tijd geleden, van een interview in De Volkskrant met oud-kunstacademiestudent Gertjan van Beijnum. Deze unzeitgemässe pleitbezorger van het basisinkomen had de moed in het huidige klimaat van algehele arbeidsverdwazing en parlementaire bekommernis om ‘de hardwerkende Nederlander’ onbeschroomd te verklaren dat hij nog nooit heeft gewerkt, maar als ‘bewust betaalde baanloze’ al 28 jaar van een uitkering leeft, omdat de mens nu eenmaal ‘een recht op luiheid’ heeft en hij zijn tijd liever besteedt aan meer zinvolle activiteiten dan loonarbeid. Bijvoorbeeld aan het voeren van antikapitalistische acties en het volschrijven van krantjes als De luie donder, het huisorgaan van de inmiddels ter ziele gegane Nederlandse Bond Tegen het Arbeidsethos, en het nog bestaande, goed geïnformeerde, Kleintje Muurkrant.

Wat een verademing van een uitspraak temidden van al die arbeidsfundamentalistische overheidspropaganda die we dagelijks over ons uitgestort krijgen! Wat een volstrekte strijd met de repressieve tijdgeest! Alsof je per tijdmachine plotseling werd teruggeplaatst in de ontspannen samenleving van de jaren zestig en zeventig. Te bedenken ook dat door dit interview in een grote landelijke krant reïntegratiebeluste gemeentebestuurders, door betaald werk geobsedeerde ambtenaren van sociale diensten, fanatieke casemanagers, ja zelfs de tot staatssecretaris van Sociale Zaken benoemde, overgeïntegreerde – en dus ook zwaar met het arbeidsverdwazingsvirus besmette – model-allochtoon Aboutaleb, deze uitspraken onder ogen hebben gekregen en eindelijk eens geconfronteerd zijn met een tegengeluid! Zelden heb ik om een krantenartikel zo hard moeten lachen.

Blijkbaar als enige. Want hoewel er de afgelopen jaren een hele reeks publicaties is verschenen die afrekenen met de uit het vreugdeloze huwelijk tussen neoliberalisme en calvinisme geboren huidige moraal van ‘werk, werk en nog eens werk’ en er in meer verlichte kringen een soort rehabilitatie van de flierefluiterij en het nietsdoen lijkt plaats te vinden, deed het interview met Van Beijnum hele wolken stof opwaaien. Regionale, landelijke en zelfs buitenlandse kranten berichtten erover. Maar in plaats van in de geïnterviewde een verzetsheld te zien tegen een steeds verder oprukkende, van staatswege opgelegde arbeidsplicht, ontstaken lezers over zijn uitspraken massaal in een razende woede, waaraan zij dankzij websites als GeenStijl.nl en die van De Telegraaf, die onmiddellijk Neerlands onderbuik mobiliseerden, onbelemmerd uiting konden geven. In de meest uitzinnige dreigementen en scheldkanonnades gaven zij te kennen deze ‘uitvreter’ het liefst naar een werkkamp te willen deporteren, dood te willen martelen of eigenhandig een nekschot te willen geven. Kortom, een ware virtuele lynchpartij vond plaats.

De gemeentelijke Sociale Dienst in Van Beijnums woonplaats, druk in de weer met de uitvoering van de richtlijnen uit de nieuwe, aangescherpte, Wet Werk en Bijstand en vol ambitieuze reïntegratiedoelstellingen, beschouwde het interview als een provocatie, die zij niet over haar kant kon laten gaan. Het dossier Van Beijnum, dat al jaren onder op de stapel lag met de aantekening ‘niet reëel aanbod’, werd opgedolven en met prioriteit ter hand genomen. Besloten werd de flierefluiter onmiddellijk aan de regels van de nieuwe wet te onderwerpen, hem in een zogeheten Work First-project te plaatsen en hem te dwingen een contract te tekenen om in een grote fabriekshal zinloze dwangarbeid te verrichten. Van Beijnum weigerde en werd – onder bedreiging van volledige stopzetting bij volharding in zijn weigering - gekort op zijn uitkering. Om verdere problemen te voorkomen besloot onze hardwerkende luiaard een poging te doen van een oude hobby, het vervaardigen van glas-in-loodramen, zijn broodwinning te maken en zich te vestigen als zelfstandig ondernemer. Zelfstandig ondernemer onder dwang dus. En op een wankele economische basis, want of hij voldoende opdrachten zal krijgen om zijn bedrijfje een reële kans te geven is ongewis. Als dank voor zijn medewerking aan een meer arbeidzaam bestaan werd de korting op zijn uitkering hersteld tot aan de datum van aanvang van zijn ondernemerschap, waarmee – mooi meegenomen voor de gemeente - tevens de grond voor het bezwaar dat hij daartegen had ingediend kwam te vervallen.


Of de staat, c.q. een gemeente het recht heeft iemand met een uitkering onder dwang een risicovol ondernemerschap te laten aanvaarden, lijkt mij een kwestie waar juridisch eens goed naar moet worden gekeken. Voorlopig kunnen Neerlands onderbuik en de repressieve krachten echter tevreden zijn: een laatste herinnering aan vroegere, vrijere tijden is gewist, een laatste takje tijm met het onkruid in het vuur geworpen.




Voor een proeve van de ambachtelijke vaardigheden van Gertjan van Beijnum als glas-in-lood kunstenaar: info@glaslicht.nl 

Voor meer informatie over de flierefluiterij:  
http://www.nrc.nl/handelsblad/van/2006/oktober/07/lanterfanterpropaganda-11207093


                                                        
Oorspronkelijk gepubliceerd in: Katholiek Nieuwsblad 1-2-2008, maar daar inmiddels uit het archief verwijderd.